ECLI:NL:RBDHA:2019:3286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
C/09/564916 / FA RK 18-9196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming voor verhuizing naar Aruba en vaststelling zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing naar Aruba van de moeder met haar minderjarige kind. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.F. Mandos, verzocht de rechtbank om toestemming te verlenen voor haar verhuizing naar Aruba, waar zij een baan had aangeboden gekregen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.A. Hoste, verzette zich tegen deze verhuizing, omdat hij vreesde dat dit de band met zijn dochter zou schaden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van het kind voorop stond. De rechtbank oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van het kind, dat nog in een hechtingsfase verkeert. De rechtbank wees het verzoek van de moeder af en stelde een zorgregeling vast waarbij het kind om de week bij de vader verblijft. De ouders bereikten overeenstemming over de zorgregeling, die door de rechtbank werd goedgekeurd. De rechtbank benadrukte het belang van frequent contact tussen het kind en beide ouders, vooral gezien de jonge leeftijd van het kind en de hechte band met de vader. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-9196
Zaaknummer: C/09/564916
Datum beschikking: 4 april 2019

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 10 december 2018 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. A.F. Mandos te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.A. Hoste te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek.
Op 7 maart 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat en (gedurende de tweede helft van de zitting) een tolk.
De rechtbank heeft het de moeder toegestaan om ter zitting – ondanks het bezwaar van de vader – nadere stukken te overleggen. De rechtbank is van oordeel dat de stukken eenvoudig te doorgronden zijn en dat de vader hierdoor niet in zijn belang is geschaad.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
  • Blijkens de aantekening in het gezagsregister van 6 december 2017 zijn de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • [minderjarige] verblijft bij de moeder.

Verzoek en verweer

De moeder heeft haar verzoek ter zitting gewijzigd. Zij verzoekt nu haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar Aruba, onder de volgende voorwaarden:
  • dat zij fysieke omgang zal faciliteren tussen de vader en [minderjarige] op het moment waarop zij niet op Aruba verblijft met [minderjarige] , en dit valt in de vrije tijd van de vader, zodat in die vrije tijd de vader verantwoordelijk zal zijn voor de zorg van [minderjarige] ;
  • dat zij via moderne media dagelijks contact faciliteert tussen de vader en [minderjarige] voor zover mogelijk en praktisch toelaatbaar, en waarbij het aan de vader is daar gebruik van te maken;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De vader heeft zelfstandig verzocht:
primair:
  • te bepalen dat de zorg voor [minderjarige] door partijen bij helfte wordt gedeeld conform het als productie 1 overgelegde schema dan wel een zorgregeling te bepalen die de rechtbank juist acht;
  • te bepalen dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden gedeeld;
  • vervangende toestemming te verlenen aan de vader om met [minderjarige] op vakantie naar Aruba te gaan in de maand december 2019 voor de duur van maximaal vier weken;

subsidiair:

- een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten;

meer subsidiair:

- indien het verzoek van de moeder wordt toegewezen, de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing naar Aruba
Artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beide of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De moeder verzoekt de rechtbank haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar Aruba te verhuizen. Nu de vader geen toestemming verleent, dient de rechtbank een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901) volgt dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Bij de beoordeling van het verzoek dienen blijkens de jurisprudentie de volgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
  • het recht en belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
  • de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de vader te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de vader en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de vader voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn/haar mening en de mate waarin hij/zij is geworteld in zijn/haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De moeder stelt dat het altijd haar wens is geweest om na haar studie rechten terug te keren naar Aruba, waar haar naaste familie woont. Nu de relatie met de vader is verbroken wil de moeder vervroegd terugkeren om daar haar leven opnieuw in te richten. De moeder werkt op dit moment parttime in een kledingwinkel in [woonplaats] , terwijl zij op Aruba een baan aangeboden heeft gekregen als administratief medewerkster bij het Ministerie van Algemene Zaken. Deze baan biedt haar naast een beter salaris meer mogelijkheden. De familie van de moeder heeft aangeboden om [minderjarige] op te vangen als zij naar Aruba verhuizen. De moeder begrijpt dat contact tussen de vader en [minderjarige] belangrijk is. Zij is dan ook bereid om [minderjarige] gedurende de vakantieperiodes van de vader in Nederland te doen verblijven en de helft van de reiskosten te vergoeden. Daarnaast wil de moeder via de moderne media dagelijks contact faciliteren tussen de vader en [minderjarige] .
De vader betwist dat de moeder altijd al van plan was om naar Aruba te verhuizen. De moeder woont al jaren in Nederland en de ouders waren van plan om samen in Nederland een toekomst op te bouwen. De moeder heeft hier een baan en zij volgde hier een studie, die zij naar eigen zeggen tijdelijk heeft stopgezet en nog moet afmaken. De moeder onderbouwt haar standpunt dat ze een baan heeft op Aruba en dat die baan haar een beter salaris en meer mogelijkheden biedt op geen enkele wijze. Als de moeder haar studie afrondt, heeft zij juist in Nederland meer mogelijkheden. De vader heeft ondanks zijn fulltime baan altijd een groot deel van de zorg voor [minderjarige] gedragen en hij heeft een hechte band met haar. Na de relatiebreuk heeft de vader ervoor gezorgd dat hij in hetzelfde appartementencomplex als de moeder kan wonen, zodat hij [minderjarige] dagelijks zou kunnen blijven zien. Een verhuizing naar Aruba zal de hechte band tussen [minderjarige] en de vader ernstig beschadigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ter zitting is gebleken dat de wens van de moeder om naar Aruba te verhuizen voornamelijk is gelegen in het feit dat zij haar familie mist. Daarnaast stelt de moeder dat zij een baan met een beter toekomstperspectief zou hebben gevonden bij het Ministerie van Algemene Zaken op Aruba, maar zij heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende met bewijsstukken onderbouwd. Zij heeft ter zitting slechts een brief overgelegd waarin staat dat zij per 1 november 2018 in dienst zou zijn getreden van het ministerie op Aruba, maar zij verblijft en werkt feitelijk gezien nog in Nederland. Bovendien heeft zij tegelijkertijd op zitting een uittreksel van een bloemenwinkel op Aruba overgelegd waar zij ook zou hebben gesolliciteerd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat het voor haar (in enige mate) noodzakelijk is om voor haar werk te verhuizen naar Aruba. De rechtbank begrijpt de wens van de moeder om bij haar naaste familie te wonen, temeer nu de relatie met de vader verbroken is en de moeder – zoals zij stelt – weinig sociale contacten heeft in Nederland. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat het voor de moeder noodzakelijk is om te verhuizen. Of de rechtbank de door de moeder verzochte vervangende toestemming zal verlenen, hangt daarom in grote mate af van de mate waarin de belangen van de vader en [minderjarige] daardoor worden geschaad.
In dat kader overweegt de rechtbank dat [minderjarige] tot voor kort met beide ouders in gezinsverband heeft samengewoond. Ook na de relatiebreuk van de ouders heeft zij zeer regelmatig contact met de vader. De vader heeft onbetwist gesteld dat hij altijd een groot deel heeft bijgedragen aan het verzorgen van [minderjarige] . De vader is na de relatiebreuk zelfs in hetzelfde appartementencomplex als de moeder en [minderjarige] gaan wonen, omdat hij dagelijks contact met [minderjarige] wilde houden. De vader heeft er daarom belang bij dat [minderjarige] niet naar Aruba zal verhuizen.
[minderjarige] is pas anderhalf jaar en zij is zich aan beide ouders aan het hechten. Voor een gezonde ontwikkeling van [minderjarige] is het van groot belang dat haar hechting aan beide ouders zich voortzet. Dit betekent dat er in ieder geval in de komende tijd regelmatig fysiek contact met haar beide ouders, dus ook met vader, moet blijven plaatsvinden. Het zou schadelijk voor de ontwikkeling van [minderjarige] zijn als het frequente contact met de vader plotseling zou wegvallen, hetgeen een verhuizing naar Aruba tot gevolg zou hebben. Daar komt nog bij dat ter zitting is gebleken dat [minderjarige] is geboren met een cyste, hieraan is geopereerd en onder toezicht staat van het Erasmus ziekenhuis in Rotterdam. De vader heeft onweersproken gesteld dat de ouders op het hart gedrukt is om, als zich op dit vlak opnieuw medische problemen voordoen bij [minderjarige] , naar het Erasmus ziekenhuis te gaan, omdat zij als enige ziekenhuis in Nederland, althans in de buurt van de woonplaats van de ouders, specialistische hulp kunnen bieden. Niet gebleken is dat de specialistische hulp beschikbaar is op Aruba. Dit vormt een extra reden waarom de rechtbank het van belang acht dat [minderjarige] op dit moment in Nederland blijft.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, zoals ter zitting reeds aan de ouders is meegedeeld, op dit moment het belang van [minderjarige] om in Nederland te blijven en om frequent contact met de vader te hebben en zich zo aan de vader te hechten en het belang van de vader om het veelvuldige contact met [minderjarige] ongestoord te kunnen voortzetten, zwaarder weegt dan het belang van de moeder om terug te keren naar haar familie op Aruba.
Zoals ter zitting reeds meegedeeld, zal de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing naar Aruba afwijzen.
Zorgregeling
Nadat de rechtbank ter zitting heeft meegedeeld dat het verzoek tot vervangende toestemming verhuizing naar Aruba zal worden afgewezen, is de zitting voor korte duur geschorst geweest om de ouders in de gelegenheid te stellen om in onderling overleg een zorgregeling af te spreken.
De ouders hebben hierover overeenstemming bereikt. Zij hebben een tweewekelijkse regeling afgesproken. In de ene week zal [minderjarige] van donderdag 8.00 uur tot vrijdag 19.00 uur en van zondag 9.00 uur tot 19.00 uur bij de vader zijn. In de andere week zal [minderjarige] van donderdag 8.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader zijn. Daarnaast zullen de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden gedeeld. Nu de rechtbank de gemaakte afspraken in het belang van [minderjarige] acht, zal zij dienovereenkomstig beslissen.
Vervangende toestemming vakantie naar Aruba
Nu de moeder ter zitting heeft aangegeven dat zij akkoord is met een vakantie van de vader en [minderjarige] naar Aruba in december 2019, is dit verzoek ingetrokken zodat hierover geen beslissing meer genomen hoeft te worden.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming verhuizing met de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] , naar Aruba af;
bepaalt [minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • in de ene week: van donderdag 8.00 uur tot vrijdag 19.00 uur en op zondag van 9.00 uur tot 19.00 uur;
  • in de andere week: van donderdag 8.00 uur tot zondag 19.00 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg te bepalen,
en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.S. Vonck, J.M. Vink en I. Zetstra, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.B. van Angeren als griffier, en uitgesproken door de oudste rechter mr. J.M. Vink ter openbare zitting van 4 april 2019.