ECLI:NL:RBDHA:2019:3164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
NL19.3581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder het Dublin-systeem met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Liberiaanse vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 maart 2019 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat Italië, ondanks het Salvini-decreet, nog steeds kan worden beschouwd als een veilig land voor de behandeling van asielaanvragen, en dat er geen reden is om aan te nemen dat de overdracht aan Italië zou leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. Eiseres heeft aangevoerd dat er systematische tekortkomingen zijn in de Italiaanse asielprocedure, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek naar de geldigheid van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning in Italië. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.3581
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.3582, plaatsgevonden op 14 maart 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.C.M. Keijzer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Liberiaanse nationaliteit. Zij heeft op 25 november 2018 in Nederland asiel aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] niet in behandeling genomen omdat Italië op grond van de Dublinverordening [2] in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Uit Eurodac is immers gebleken dat zij op 12 april 2017 in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Nederland heeft bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Met het claimakkoord van 21 december 2018 hebben de Italiaanse autoriteiten gegarandeerd om het verzoek van eiseres om internationale bescherming in behandeling te nemen met de inachtneming van de Europese asielrichtlijnen.
3. Op hetgeen eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert aan dat er weliswaar een claimakkoord met de Italiaanse autoriteiten is, maar dat verweerder zich er ten onrechte niet van heeft vergewist wat de status is van de eerder aan haar verleende nationale verblijfsvergunning (permesso di soggiorno) om humanitaire redenen. Dit is volgens haar van belang om vast te kunnen stellen of haar overdracht aan Italië tot indirect refoulement leidt. Haar asielaanvraag zal in Italië immers niet inhoudelijk worden beoordeeld, waardoor een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM [3] dreigt.
5. De rechtbank overweegt dat dit betoog niet slaagt. De permesso di soggiorno van eiseres is blijkens de door haarzelf overgelegde stukken geldig tot 25 oktober 2020 en staat los van de asielaanvraag van eiseres in Italië. Met het claimakkoord van 21 december 2018 hebben de Italiaanse autoriteiten gegarandeerd de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen. Dit is de juridische grondslag om aan te nemen dat Italië zich tegenover eiseres zal houden aan zijn internationale verplichtingen.
Er is daarom geen aanleiding voor verweerder om nader onderzoek te doen naar de geldigheid van de aan eiseres in Italië verleende nationale verblijfsvergunning.
6. Eiseres verzet zich verder tegen overdracht aan Italië. Zij betoogt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, zodat ten opzichte van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Klagen bij de Italiaanse autoriteiten heeft volgens eiseres geen zin. Eiseres beroept zich verder op de gevolgen van de inwerkingtreding van het wetsdecreet van de Italiaanse autoriteiten van 24 september 2018 (Salvini-decreet). Ter onderbouwing van haar betoog verwijst eiseres naar de volgende stukken: een artikel van The Guardian van 14 februari 2019, een artikel van InfoMigrants van 12 februari 2019, een artikel van InfoMigrants van 30 januari 2019, een brief van de commissaris voor mensenrechten van de Raad van Europa van 7 februari 2019 aan Italiaanse premier Giuseppe Conte, een bericht van The Local van 25 januari 2019, Euronews van 24 januari 2019, het gezamenlijke rapport "Mutual trust is still not enough" van de Danish Refugee Council en de Swiss Refugee Council van 12 december 2018, een rapport van Devex van 12 december 2018, een artikel van Irin News van 7 december 2018, een artikel in The Independent van 5 december 2018, een bericht van de Italian Refugee council (CIR) van 28 november 2018, een artikel in The Local van 22 november 2018, het jaarrapport van Human Rights Watch van 17 januari 2019, een bericht van Al Jazeera van 7 augustus 2018, een uitspraak van Tribunal Administratif du Grand-Duché de Luxembourg van 10 juli 2018 (zaaknummer 41401) en het AIDA country Report on Italy van 21 maart 2018.
7. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraken van 19 december 2018 [4] en laatstelijk nog op 29 januari 2019 [5] heeft uitgesproken dat ten aanzien van Italië, ondanks het Salvini-decreet, nog steeds kan worden uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in wat door eiseres is aangevoerd geen aanleiding om anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan in de hiervoor aangehaalde uitspraken. De door eiseres aangehaalde artikelen en rapporten die niet zijn meegenomen in deze uitspraken, geven een vergelijkbaar beeld van de situatie in Italië als de Afdeling heeft beoordeeld in voornoemde uitspraken en vormen daarom geen aanleiding om anders te oordelen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er geen aanleiding is om het komende AIDA rapport 2019 over Italië af te wachten, omdat de informatie in het rapport betrekking zal hebben op het jaar 2018 en daarin vermoedelijk evenmin een wezenlijk ander beeld naar voren zal komen dan in de overlegde stukken. Verweerder mag daarom ten opzichte van Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat uit het Tarakhel-arrest [6] niet volgt dat ook een jonge vrouw als eiseres behoort tot een kwetsbare groep, waarvoor een uitzondering gemaakt moet worden op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De situatie van eiseres kan niet op één lijn worden gesteld met de situatie waarbij gezinnen met jonge kinderen moeten worden opgevangen.
9. Voor zover eiseres heeft gesteld dat zij in een kwetsbare positie verkeert, omdat zij gezondheidsproblemen heeft, overweegt de rechtbank dat uit het overgelegde patiëntdossier
niet blijkt dat eiseres onder specialistische behandeling is of deze behoeft. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat niet is gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen en dat Italië dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland en in staat wordt geacht eventuele medische problemen goed te kunnen behandelen.
10. Er was daarom geen aanleiding voor verweerder om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
6.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712