ECLI:NL:RBDHA:2019:3120
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. V.M. Oliana en mr. M. Singh, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser had op 21 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend en was eerder in het bezit gesteld van een Schengenvisum door de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon baseren, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten zich houden aan internationale verplichtingen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat er geen structurele tekortkomingen in de opvangomstandigheden in Italië waren die een risico voor de eiser zouden vormen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij overdracht aan Italië een behandeling zou ondergaan die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.