Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 mei 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de ambtshalve beschikking van 19 juni 2018 waarin een datum voor comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties van de zijde van [eiser A] ;
- het proces-verbaal van comparitie van de comparitie, gehouden op 19 oktober 2018;
2.De feiten
3.Het geschil
In conventie
- de overeenkomst tussen hem en [C] is vernietigd;
- hij aldus eigenaar is gebleven van de Auto en op grond van artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) afgifte kan vorderen;
- [gedaagde B] zich niet op derdenbescherming van artikel 3:86 e.v. BW kan beroepen.
- de overeenkomst tussen [eiser A] en [C] niet rechtsgeldig is vernietigd;
- [eiser A] geen eigenaar is van de Auto en dus geen afgifte kan vorderen;
- indien [eiser A] toch eigenaar was ten tijde van de verkoop en levering aan [gedaagde B] op 14 augustus 2017, [gedaagde B] bij aankoop van de Auto te goeder trouw was als bedoeld in artikel 3:86 BW zodat hij tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de verkoper beschermd wordt en dus eigenaar is geworden.
4.De beoordeling
[eiser A] stelt dat [gedaagde B] de koopovereenkomst met [X] niet te goeder trouw heeft gesloten, omdat hij niet aan zijn onderzoeksplicht naar de bevoegdheid van [X] heeft voldaan. [gedaagde B] voert hiertegen verweer en stelt dat hij weldegelijk heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht.
- Griffierecht € 895,00
- Salaris advocaat