ECLI:NL:RBDHA:2019:2846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
7370546 RL EXPL 18-26841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en afwijzing van buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap FBTO ZORGVERZEKERINGEN N.V. en een gedaagde partij. FBTO vorderde betaling van een openstaande zorgpremie van € 103,50, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde, die niet ter zitting verscheen, had een bedrag overgemaakt dat verrekend was met eerder verschuldigde incassokosten, waardoor de premie voor december 2017 nog openstond. De kantonrechter oordeelde dat FBTO niet voldoende had gecommuniceerd over de verrekening van de betalingen, wat leidde tot verwarring bij de gedaagde. Hierdoor werden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen en werden de proceskosten voor rekening van FBTO gelaten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 105,25, vermeerderd met wettelijke rente, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
NAV
Rolnr.: 7370546 RL EXPL 18-26841
28 maart 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap FBTO ZORGVERZEKERINGEN N.V.,gevestigd te Leeuwarden,
eisende partij,
hierna ook te noemen: FBTO,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 14 november 2018;
- de schriftelijke weergave van de mondelinge conclusie van antwoord;
- de akte van FBTO d.d. 28 februari 2019;
- de in het geding gebrachte stukken.
1.2.
Op dinsdag 12 maart 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij mr. [gemachtigde] namens FBTO is verschenen. [gedaagde] is, ondanks deugdelijke oproeping, niet ter zitting verschenen. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

Tussen partijen staat, mede gelet op de door partijen overgelegde producties, als erkend dan wel niet of niet voldoende weersproken – voor zover in deze van belang – het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] is bij (de rechtsvoorgangster van) FBTO verzekerd (geweest) tegen ziektekosten op basis van een tussen partijen tot stand gekomen verzekeringsovereenkomst. Op grond van deze verzekeringsovereenkomst dient [gedaagde] maandelijks bij vooruitbetaling de verschuldigde premie aan FBTO te voldoen.

3.Geschil

3.1.
FBTO vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FBTO te voldoen de som van € 153,65, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 103,50 vanaf 14 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
FBTO legt aan haar vordering, naast voormelde vaststaande feiten, het volgende ten grondslag. [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst door met correcte betaling van de verschuldigde premie over de maand december 2017 in gebreke te blijven. Door het toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde] heeft hij FBTO genoopt tot het maken van buitengerechtelijke incassokosten, welke
€ 48,40 bedragen hebben. Ook is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op zijn verweer wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde] voor de maand december 2017 een bedrag van € 103,50 diende te betalen. [gedaagde] heeft weliswaar een bedrag ter hoogte van die premie overgemaakt aan FBTO, maar zoals toegelicht in de akte van 28 februari 2019 is dat bedrag verrekend met € 55,-- aan al eerder verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten en is het restantbedrag van € 48,50 teruggestort op de rekening van [gedaagde] . De premie voor de maand december 2017 staat aldus nog open en dient te worden betaald. De vordering tot betaling van dat bedrag wordt daarom toegewezen, met de wettelijke rente daarover.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat de wijze van verrekening van het door [gedaagde] kennelijk ten behoeve van de maandelijks verschuldigde premie betaalde bedrag niet door FBTO aan [gedaagde] is medegedeeld. FBTO heeft [gedaagde] alleen aangemaand tot betaling van de premie over de maand december 2017, waarvan hij in de begrijpelijke veronderstelling leefde die betaald te hebben. Het had dan ook op de weg gelegen van FBTO om [gedaagde] eerder dan bij haar akte van 28 februari 2019 inzicht te geven in de verwerking van de betalingen. Gelet op de aldus door FBTO veroorzaakte verwarring bij [gedaagde] worden de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen en de proceskosten voor rekening van FBTO gelaten.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FBTO te voldoen een
bedrag van € 105,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 103,50 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- laat de proceskosten voor FBTO;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. A. Emmens en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2019.