ECLI:NL:RBDHA:2019:2658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
nl19.2646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Libische nationaliteit bezittende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling ervan op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 februari 2019 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij vreest dat hij na overdracht aan Bulgarije in detentie zal worden genomen, omdat zijn asielaanvraag daar mogelijk is afgewezen. Eiser heeft verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Zwolle en een rapport van AIDA over de situatie in Bulgarije, waaruit zou blijken dat vreemdelingen in detentie worden genomen na overdracht.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft gesteld dat de enkele aanvaarding van het terugnameverzoek door Bulgarije niet voldoende is om te concluderen dat eiser bij overdracht gedetineerd zal worden. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht in detentie zal worden genomen. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om concrete aanwijzingen te leveren dat hij in gevaar is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht is om nader onderzoek te doen naar de risico's van detentie, aangezien eiser zelf onvoldoende bewijs heeft geleverd.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.2646
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met kenmerk NL19.2647, plaatsgevonden op 28 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.R. van den Driest. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser bezit de Libische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 17 november 2018 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Nederland heeft Bulgarije op 6 december 2018 verzocht om eiser op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening [1] terug te nemen. Bulgarije heeft op 6 december 2018 ingestemd met terugname op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening.
2. Verweerder heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling ervan.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de behandeling van zijn asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich dient te trekken. De aanvaarding van het terugnameverzoek op grond van artikel 18, eerste lid onder d, van de Dublinverordening betekent dat eisers asielaanvraag in Bulgarije is afgewezen. Eiser vreest om die reden na overdracht (wederom) in detentie te zullen worden genomen. In dat verband wijst eiser op de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 27 november 2018 [2] en naar het landenrapport over Bulgarije van AIDA van februari 2018 (hierna: het AIDA-rapport) [3] . Volgens eiser blijkt uit het AIDA-rapport dat een vreemdeling aan wie in Bulgarije de beslissing tot afwijzing van zijn asielaanvraag is uitgereikt of van wie de afwijzing bekend is gemaakt buiten zijn aanwezigheid, na overdracht aan Bulgarije in detentie wordt genomen. Eiser weet niet of en hoe de afwijzing van zijn asielaanvraag in Bulgarije bekend is gemaakt. Eiser stelt nimmer bijstand te hebben gehad van een tolk en slechts op één moment een advocaat te hebben gezien tijdens een zeer kort durende zitting. Volgens eiser ligt het op de weg van verweerder om nader onderzoek te verrichten naar het risico van detentie na overdracht. Verweerder kan deze informatie op eenvoudige wijze van de Bulgaarse autoriteiten verkrijgen. Verder wijst eiser op de slechte omstandigheden waaronder hij in Bulgarije in detentie heeft verbleven en de wijze waarop hij door de politie is behandeld. Dit sluit aan bij het algemene beeld zoals dat naar voren komt uit het AIDA-rapport en overige bronnen waarop eiser zich heeft beroepen. Volgens eiser kon hij niet klagen bij de Bulgaarse autoriteiten.
4. Verweerder stelt zich onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 augustus 2018 [4] op het standpunt dat de enkele omstandigheid dat Bulgarije het terugnameverzoek heeft geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening, onvoldoende is voor de conclusie dat eiser bij overdracht gedetineerd zal worden. Het is niet aan verweerder om hier nader onderzoek naar te doen, maar aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval detentie dreigt na overdracht. Eiser had hiertoe de stukken kunnen overleggen die hij stelt te hebben ontvangen van de Bulgaarse autoriteiten. Daarnaast meent verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in geval van eventuele detentie blootgesteld zal worden aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
5. Met de aanvaarding van het terugnameverzoek van Nederland heeft Bulgarije toegezegd het verzoek om internationale bescherming van eiser te zullen behandelen met inachtneming van de Kwalificatierichtlijn, Procedurerichtlijn, Opvangrichtlijn en Terugkeerrichtlijn. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er daarnaast van uitgaan dat de lidstaten van de Europese Unie de uit artikel 3 van het EVRM voortvloeiende verplichtingen naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Uit de ook door verweerder genoemde rechtspraak van de Afdeling volgt dat ten aanzien van Bulgarije tot op heden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan [5] . Het is dan ook aan eiser om met concrete aanwijzingen het tegendeel aannemelijk te maken.
6. De rechtbank is in dat verband met verweerder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht aan Bulgarije in detentie zal worden genomen. Zoals verweerder terecht stelt, is hiervoor onvoldoende dat Bulgarije het terugnameverzoek heeft geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d van de Dublinverordening. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich in dit geval één van de in het AIDA-rapport geschetste situaties voordoet waarin sprake is van een risico van detentie. Om die reden gaat ook de vergelijking met de genoemde uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Zwolle, niet op. Gelet op de op eiser rustende bewijslast, is er in beginsel geen grond voor de stelling dat verweerder dit nader moet onderzoeken. In dit geval is verder van belang dat eiser zelf heeft nagelaten helderheid te verschaffen door de Bulgaarse documenten die hij volgens zijn verklaringen in zijn bezit heeft (gehad) over te leggen.
7. Eisers verklaringen over zijn eerdere detentie in Bulgarije leiden er evenmin toe dat een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM moet worden aangenomen. De algemene omstandigheden in vreemdelingendetentie in Bulgarije hebben tot op heden niet geleid tot de conclusie dat er niet op voorhand vanuit mag worden gegaan dat Bulgarije zijn verplichtingen op grond van het EVRM niet zal naleven. Zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, geeft het recente landenrapport van AIDA van februari 2018 geen ander beeld [6] . Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt verder aangenomen dat men over een schending van artikel 3 EVRM in Bulgarije kan klagen. Eiser heeft met zijn stelling dat hij slechts kan klagen bij de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor zijn behandeling in detentie niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk dan wel op voorhand zinloos is om te klagen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Loonstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend
3.Asylum Information Database, Country Report: Bulgaria 2017Update (http://www.asylumineurope.org/sites/default/files/report-download/aida_bg_2017update.pdf)
5.Zie uitspraken van de Afdeling van 24 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2829), 19 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1972) en 4 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:885)
6.AIDA Country Report: Bulgaria 2018 Update, pagina 64 (http://www.asylumineurope.org/sites/default/files/report-download/aida_bg_2018update.pdf).