ECLI:NL:RBDHA:2019:2633
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en schorsende werking van beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had op 28 december 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 17 januari 2019, wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank overweegt dat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning, maar wel terecht heeft aangevoerd dat het beroep schorsende werking dient te hebben. De rechtbank verwijst naar het arrest Gnandien, waarin is vastgesteld dat het instellen van beroep tegen een kennelijk ongegrond verklaarde asielaanvraag niet leidt tot opschorting van de werking van het besluit. De rechtbank concludeert dat verweerder in het bestreden besluit had moeten voorzien dat het beroep schorsende werking heeft, maar besluit dit gebrek te passeren omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Eiser is niet uitgezet en zijn opvang is voortgezet.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 512. Deze uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.