ECLI:NL:RBDHA:2019:257
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse homoseksueel wegens ongeloofwaardigheid van de geclaimde vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Marokkaanse man die asiel heeft aangevraagd in Nederland. De eiser, die homoseksueel is, heeft aangevoerd dat hij in Marokko problemen heeft ondervonden vanwege zijn seksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, met een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 4 januari 2019, waar de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Marokko niet de bescherming van de autoriteiten kan inroepen, ondanks zijn claims van mishandeling door zijn vader. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit en de problemen die hij heeft ondervonden ongeloofwaardig geacht. Dit oordeel is gebaseerd op de inconsistenties in zijn verklaringen en het feit dat hij niet overtuigend heeft aangetoond wat zijn seksuele geaardheid voor hem betekent en hoe hij daarmee omgaat in de context van zijn leven in Marokko.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de schorsende werking van zijn beroep verworpen, verwijzend naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.