Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Armeense nationaliteit. Samen met haar ouders en broertje heeft zij op 19 januari 2017 in Nederland asiel gevraagd. Bij twee afzonderlijke besluiten van 26 maart 2018 heeft verweerder de asielaanvragen afgewezen. In afwachting van de ambtshalve beoordeling omtrent de toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is daarbij aan eiseres uitstel van vertrek verleend voor de duur van maximaal zes maanden. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 26 juli 2018zijn de besluiten in rechte komen vast te staan.
2. Bij het besluit van 14 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van BMAvan 5 juni 2018, eiseres (verder) uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw geweigerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar een aanvullend advies van BMA van 12 september 2018, het bezwaar tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft met verwijzing naar het arrest Paposhvilibetoogd dat BMA in haar geval een onjuist beoordelingscriterium heeft gebruikt en dat verweerder niet van het advies van BMA had mogen uitgaan, omdat het advies niet concludent, inzichtelijk en zorgvuldig is. Het advies bevat volgens eiseres een onjuiste samenvatting van de belangrijkste klachten en gestelde diagnose, een niet gefundeerde conclusie ten aanzien van de duur van de noodzakelijke medische behandeling en een niet-inzichtelijk oordeel over de gevolgen van het uitblijven van die behandeling.
Verder meent eiseres dat verweerder zijn standpunt dat rekening is gehouden met haar belangen als minderjarige niet voldoende heeft gemotiveerd. Op grond van het Protocol BMA 2016wordt bij het beoordelen van de vraag naar een medische noodsituatie geen onderscheid gemaakt naar leeftijd. Eiseres heeft verder gewezen op de gevolgen van chronische stress op de ontwikkeling van kinderen, zoals uiteengezet in het rapport “Schaderisico bij uitzetting langdurig verblijvende kinderen”en het artikel “Psychische beoordeling asielzoekerskind deugt niet”. Eiseres heeft recente informatie overgelegd van haar behandelaars waaruit blijkt dat haar klachten toenemen. Eiseres stelt dat zij ten onrechte niet is gehoord.
4. Uitzetting blijft achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen. Bedoeld uitstel van vertrek wordt verleend als BMA aangeeft dat het voor de vreemdeling vanwege diens gezondheidssituatie medisch gezien niet verantwoord is om te reizen of indien sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRMom medische redenen. Voor het aannemen van dit risico is vereist dat uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie.
Onder een medische noodsituatie verstaat verweerder: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
5. Het op 5 juni 2018 door BMA uitgebrachte advies vermeldt dat eiseres psychische klachten heeft, waarschijnlijk voortkomend uit een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Bijkomend zijn er obsessief compulsieve klachten in de vorm van haren (uit)trekken. Er zijn klachten als: nachtmerries, gillend wakker worden, prikkelbaarheid en moeilijk in contact komen met haar ouders. Eiseres praat weinig en voelt zich angstig als zij alleen is. Eiseres krijgt voor haar klachten behandeling vanuit GGZ Centraal. Wekelijks krijgt zij beeldende traumabehandeling. De duur van de behandeling wordt niet vermeld. In beginsel gaat het om een behandeling van tijdelijke aard. Bij uitblijven van de behandeling zullen naar verwachting de klachten in beperkte mate toenemen. Eiseres zal slechter gaan slapen en zich nog sneller en vaker angstiger gaan voelen.
Op de vraag of, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn stelt de BMA-arts:
Bij uitblijven van de genoemde behandeling verwacht ik geen medische noodsituatie op korte termijn, want daarvoor geeft het toestandsbeeld geen aanwijzingen. Ook vanuit de voorgeschiedenis zijn er geen aanwijzingen voor meer ernstige gevolgen dan hierboven geschreven. Tot slot geef ik aan dat de behandeling van relatief beperkte aard is.
Het BMA heeft vervolgens geoordeeld dat eiseres kan reizen. De BMA-arts heeft wel aanwijzingen dat tijdens de reis enige medische voorziening noodzakelijk is, namelijk:
Begeleiding door een bekende en vertrouwde derde (een van de ouders bijvoorbeeld) volstaat maar mocht dat niet mogelijk zijn dan adviseer ik begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige. Aanbevolen wordt, om als eiseres onder medische behandeling staat, dat deze een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt (zoals bijvoorbeeld een Europees Medisch Paspoort) en als eiseres medicatie krijgt voorgeschreven om de mediatie te continueren tijdens de reis en voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen.
6. In het aanvullend advies van BMA van 12 september 2018 heeft BMA gesteld dat de in bezwaar overgelegde medische informatie van 25 juni 2018 geen aanleiding geeft tot gewijzigde inzichten.
7. Volgens vaste rechtspraak van de AbRvSis een BMA-advies een deskundigenbericht aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Uit onder meer de uitspraak van de AbRvS van 30 juni 2017blijkt dat verweerder zich er, indien hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van moet vergewissen dat dit advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het BMA-advies aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen, omdat dit – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig – en naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Uit het BMA-advies en ook uit de aanvulling hierop blijkt dat BMA alle door de behandelaars van eiseres verstrekte medische informatie heeft betrokken. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht gesteld dat uit het Protocol BMAvolgt dat een BMA-arts een samenvatting geeft van de belangrijkste klachten en/of gestelde diagnoses. Als de klachten niet expliciet worden genoemd moet de belangrijkste diagnostiek in ieder geval duidelijk zijn. Ook hoeven de klachten niet exact op dezelfde manier te worden beschreven zoals de behandelaar die beschreven heeft; de medisch adviseur schrijft het advies voor een medisch leek en probeert het in begrijpelijke taal te beschrijven. In het medisch advies geeft de medisch adviseur een samenvatting van de gegeven behandeling voor de genoemde klachten in Nederland (inclusief medicatie) en wordt voor zover mogelijk de ingeschatte duur van de behandeling aangegeven. De rechtbank volgt eiseres niet in haar conclusie dat de in dit geval door BMA gebruikte bewoordingen blijk geven van een onzorgvuldige of ontoereikende medische beoordeling. Zowel BMA als behandelaar zien een sterk verband tussen de psychische klachten en een PTSS. De conclusie van de BMA-arts dat de behandeling ‘in beginsel van tijdelijke aard’ is, is zijn eigen professionele inschatting, gegeven het feit dat de duur van de behandeling door de behandelaars niet is vermeld. Voor zover eiseres betoogt dat het oordeel van BMA is gebaseerd op onvolledige medische informatie had het op de weg van eiseres gelegen de ontbrekende stukken te overleggen. De stelling van eiseres dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht kan daarom niet slagen.
9. De in beroep overgelegde medische informatie van de GGZ behandelaars van eiseres komt overeen met de informatie die BMA eerder heeft betrokken in zijn advies. De brief van GGZ Centraal van 20 december 2018 vermeldt dat in het verloop van de behandeling een toename van de angstgevoelens wordt gezien. In de brief van GGZ Centraal van 29 januari 2019 wordt verder gesproken over een substantiële toename van klachten na de verhuizing naar de gezinslocatie in Amersfoort. Eiseres zou volgens informatie van de ouders na de verhuizing regelmatig in wanhoop hebben gezegd dat zij niet meer wil leven. Dat was voor de verhuizing minder vaak het geval. Hierin ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de adviezen. Allereerst geschiedt de beoordeling in beroep aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die bekend konden zijn ten tijde van het bestreden besluit. Verder is bedoelde informatie naar het oordeel van de rechtbank in lijn met de BMA-adviezen waaruit blijkt dat bij uitblijven van behandeling de klachten zullen toenemen.
10. Verweerder heeft op grond van de adviezen van BMA terecht geoordeeld dat eiseres in staat is te reizen en dat bij beëindiging van haar behandeling geen medische noodsituatie valt te verwachten.
11. De AbRvS heeft in haar uitspraak van 28 september 2017geoordeeld dat de wijze waarop verweerder aan de hand van het BMA-advies beoordeelt of het uitblijven van behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, in overeenstemming is met de maatstaf die het EHRM in het arrest Paposhvili hanteert: een reëel risico bij uitzetting op een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang in zijn gezondheid, resulterend in een intens lijden of een significante vermindering van de levensverwachting door de afwezigheid van adequate behandeling in het land van herkomst of gebrek aan toegang tot een dergelijke behandeling.
Daarbij is uitdrukkelijk overwogen dat de door BMA gehanteerde termijn van drie maanden aansluit bij het in bedoeld arrest neergelegde vereiste van een snelle achteruitgang in de gezondheidssituatie. De rechtbank volgt reeds daarom niet het betoog van eiseres onder verwijzing naar de door haar overgelegde publicaties, dat BMA bij het beoordelen van de vraag naar een medische noodsituatie een andere toetsingsmaatstaf dient te hanteren ten aanzien van minderjarigen die als gevolg van chronische stress het risico lopen op ontwikkelingsschade op langere termijn. Dit past niet in de beoordeling van de directe medische gevolgen van uitzetting, zoals die aan de orde is bij de vraag naar uitstel van vertrek.
12. Ten aanzien van het schenden van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat naar vaste jurisprudentie van de AbRvS bij toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen mag worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gemaakte bezwaren niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden. Daarbij moet de inhoud van het bezwaarschrift worden beoordeeld in samenhang met hetgeen in eerste instantie door betrokkene is aangevoerd en met de motivering van het in bezwaar bestreden besluit. Gelet op hetgeen in bezwaar is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte van het horen van eiseres heeft afgezien.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.