In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. De eisers zijn met elkaar gehuwd en maken gebruik van een bedrijfsloods. In het kader van een strafzaak tegen [eiser sub 1], die als verdachte wordt aangemerkt, heeft de politie op 4 september 2018 drie voertuigen in beslag genomen. De Staat heeft aangekondigd deze voertuigen te willen vervreemden vanwege dreigende waardedaling en oplopende bewaarkosten. Eisers vorderden in kort geding dat de Staat zou worden verboden de voertuigen te vervreemden en stelden dat de Staat onrechtmatig handelt door dit voornemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de handelwijze van de Staat binnen zijn beleidsvrijheid valt en dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen. De vorderingen van eisers werden afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de rechtmatigheid van het beslag niet ter discussie staat in dit kort geding en dat de Staat de bevoegdheid heeft om tot vervreemding over te gaan, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De emotionele waarde die eisers aan de voertuigen hechten, kan de economische waarde niet beïnvloeden. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten.