ECLI:NL:RBDHA:2019:2217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
NL19.2622
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser die met onbekende bestemming is vertrokken. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 13 november 2018 met onbekende bestemming is vertrokken zonder de beslissing op zijn aanvraag af te wachten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien hij geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om het onderzoek te sluiten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, door zijn vertrek zonder contact met zijn gemachtigde, heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De gemachtigde van de eiser heeft weliswaar aangevoerd dat het vertrek wellicht geen vrije keuze is geweest, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs is dat de eiser nog in contact staat met zijn gemachtigde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor de eiser om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.2622

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 14 februari 2019 zijn de gronden van het beroep ingediend.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben beschikbaar gesteld.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat hij kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Na kennis genomen te hebben van de stukken ziet de rechtbank in deze procedure aanleiding om met toepassing van deze bepaling uitspraak te doen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [1] , onder meer de uitspraak van 22 januari 2014 [2] , geeft een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde daarmee te kennen dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
4. In het voornemen van 28 januari 2019 heeft verweerder gemeld dat uit informatie van AVIM Nederland [3] en uit informatie van het COA [4] is gebleken dat eiser omstreeks 13 november 2018 met onbekende bestemming is vertrokken, zonder de beslissing op zijn aanvraag af te wachten.
5. De gemachtigde van eiser heeft in de gronden van beroep bericht dat niet kan worden achterhaald waarom eiser met onbekende bestemming vertrokken is. Aangevoerd wordt dat dit wellicht geen vrije keuze is geweest en dat de advocaat geen verzoek heeft ontvangen van eiser om de procedure in te trekken.
6. Aldus is niet gebleken dat eiser nog in contact staat met zijn gemachtigde. Hieruit moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op toelating tot Nederland. Reeds hierom heeft eiser geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
3.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel
4.Centraal Orgaan opvang asielzoekers