ECLI:NL:RBDHA:2019:2021
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige buitengebruikstelling van een voertuig door de Staat
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een eigenaar van een auto, en de Staat der Nederlanden. De eiser vorderde de teruggave van zijn auto, die buiten gebruik was gesteld op grond van openstaande boetes van zijn werkneemster, die de auto op dat moment bestuurde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de auto onterecht buiten gebruik was gesteld, omdat de werkneemster niet over de auto 'vermag te beschikken' in de zin van artikel 28b van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De werkneemster was slechts in dienst van de eiser om een spoedbestelling te bezorgen en had geen vrijheid om de auto naar eigen inzicht te gebruiken. Hierdoor ontbrak de prikkel tot betaling van de boetes, wat de basis vormde voor de buitengebruikstelling. Ondanks dat de voorzieningenrechter de eiser inhoudelijk in het gelijk stelde, werden zijn vorderingen afgewezen omdat hij niet had gevorderd dat de auto zonder kosten aan hem werd teruggegeven. De rechter bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.