In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een incident tot zekerheidstelling in een geschil over intellectueel eigendom. De eiser, woonachtig in Turkije, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, Havensluis B.V. en 010 Vision B.V., die gebruik maken van de benaming 'Vestival'. De eiser vordert onder andere dat de gedaagden het gebruik van deze benaming staken en dat zij de sociale media-accounts met deze naam aan hem overdragen. De gedaagden hebben in het incident gevorderd dat de eiser zekerheid stelt voor de proceskosten, omdat hij buiten Nederland woont. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagden afgewezen, omdat de eiser zich kan beroepen op de uitzondering in artikel 224 lid 2 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die van toepassing is op onderdanen van verdragsluitende staten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser de Turkse nationaliteit heeft en dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat de eiser niet in staat zou zijn om aan een eventuele veroordeling te voldoen. De rechtbank heeft de gedaagden in de kosten van het incident veroordeeld en de hoofdzaak verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord.