ECLI:NL:RBDHA:2019:1997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
NL19.2568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische LHBT-activist wegens ongeloofwaardige geaardheid en activisme

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Russische asielzoeker, eiser, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, die zich identificeert als biseksueel en actief is in de LHBT-gemeenschap, stelde dat hij problemen had ondervonden vanwege zijn activisme en zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft het asielrelaas van eiser beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de problemen die eiser had ervaren ongeloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, maar dat de gestelde problemen met de Russische autoriteiten en zijn biseksuele geaardheid niet voldoende waren onderbouwd.

Eiser had verklaard dat hij in Rusland was bedreigd door een man genaamd [A], die betrokken was bij een organisatie die LHBT-activisten vervolgt. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij persoonlijk het doelwit was van [A] en dat zijn betrokkenheid bij LHBT-activisme niet voldoende was om een gegronde vrees voor vervolging aan te tonen. De rechtbank wees erop dat eiser geen bewijs had geleverd dat zijn ontslag van school en de problemen met [A] daadwerkelijk verband hielden met zijn seksuele geaardheid of activisme. Bovendien had eiser geen consistente verklaring gegeven over zijn biseksuele geaardheid, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas verder ondermijnde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. Eiser heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.2568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

ProcesverloopBij besluit van 4 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.2569, plaatsgevonden op 26 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Epstein. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Burger van Rusland. Hij is geboren op [geboortedatum] 1991. Op 28 februari 2018 heeft eiser een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft ondervonden vanwege een man genaamd [A]. Eiser verspreidde sinds 2016 een krant genaamd ‘het echte nieuws’ uitgegeven door Solidarnost. Ook woonde hij LHBT meetings en demonstraties bij. Eiser was daarnaast werkzaam op een school als straatveger. Op 8 februari 2018 is eiser verzocht zelf ontslag te nemen omdat hij anders ontslagen zou worden vanwege het wetsartikel voor onzedelijk gedrag. Eiser zou dan op een lijst van een organisatie genaamd ‘[organisatie]’ terecht komen. [A] is de leider van deze organisatie. Eiser heeft ontslag genomen en is naar zijn ouders in de provincie Volgograd gegaan. Op 16 februari 2018 is eiser bedreigd in de woonplaats van zijn ouders. Eiser heeft getracht aangifte te doen. Eiser voelde zich echter onveilig en is teruggekeerd naar
St. Petersburg. Van 21 februari tot en met 23 februari heeft eiser kranten van ‘het echte nieuws’ verspreid. Op 23 februari 2018 is hij aangevallen en bedreigd in St. Petersburg. Op 25 februari 2018 was eiser aanwezig bij een meeting ter herdenking van de heer [B]. [A] was ook bij deze meeting aanwezig en maakte foto’s. Op 26 februari 2018 kreeg eiser een dreigbrief. Hij werd niet goed toen hij deze brief las en heeft vervolgens geprobeerd zijn polsen door te snijden. Hij herinnerde zich dat hij de volgende dag een reis naar Amsterdam gepland had staan en is vertrokken. Voorts heeft eiser verklaard een biseksuele geaardheid te hebben.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- ontslag op school en problemen met [A];
- biseksuele geaardheid.
4. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser werkzaam was op een school. Het ontslag van school, de problemen met [A] en eisers gestelde biseksuele geaardheid heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
5. Eiser kan zich met deze beslissing niet verenigen. Op hetgeen eiser heeft aangevoerd, wordt in het navolgende ingegaan.
6. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7. Eiser meent dat verweerder ten onrechte het LHBT activisme niet als een separaat element heeft beoordeeld. Eisers geaardheid en zijn activisme hebben weliswaar met elkaar te maken, maar zij zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden als motief. Uit het Algemeen Ambtsbericht Russische Federatie van 2017 blijkt bovendien dat de Russische autoriteiten LHBT-activisten in de gaten houden.
7.1
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het LHBT-activisme onlosmakelijk verbonden is met het ontslag van school en de problemen met [A] en daarom deel uitmaakt van één verhaallijn. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder ter zitting terecht heeft gesteld dat eiser er niet in is geslaagd als LHBT-activist met geringe indicaties zijn problemen aannemelijk te maken, nu eiser slechts als één van velen deelnam aan meetings en demonstraties, en daarbij slechts een marginale rol vervulde door kranten uit te delen. Verweerder heeft bovendien terecht meegewogen dat eiser heeft verklaard al sinds 2016 kranten te verspreiden, maar daar voor 2018 nooit problemen door heeft ondervonden. Eiser heeft daarnaast niet gesteld politiek activist te zijn of lid van een bepaalde politieke partij te zijn. Ook heeft hij verklaard nooit problemen te hebben gehad met de Russische autoriteiten en daar ook niet voor te vrezen.
7.2
Eiser is voorts van mening dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het ontslag van school ongeloofwaardig is geacht. Eiser heeft uitgebreid over zijn reden voor ontslag verklaard, maar hier is in het voornemen nauwelijks op ingegaan omdat ongeloofwaardig werd bevonden dat eiser op een school werkzaam was. Nu verweerder in het bestreden besluit alsnog geloofwaardig heeft geacht dat eiser op een school werkzaam was, had hij nader moeten motiveren waarom het ontslag van school dan niet geloofwaardig geacht wordt.
7.3
De rechtbank volgt eiser hier niet in. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hem verzocht is ontslag te nemen. Als hij niet aan dit verzoek gehoor zou geven, zou hij ontslagen worden op basis van het wetsartikel voor onzedelijk gedrag. Eiser is vervolgens tot de conclusie gekomen dat zijn gedwongen ontslag verband houdt met [A] en diens organisatie “[organisatie]”, omdat [A] verantwoordelijk is voor het ontslag van pedagogen en andere werknemers die te maken hebben met de oppositie of LHBT. Verweerder heeft kunnen volstaan met de motivering dat de onderliggende reden voor het ontslag ongeloofwaardig blijft. Eiser heeft immers zijn reden voor ontslag niet aannemelijk gemaakt, nu eiser geen enkele onderbouwing voor zijn ontslag heeft kunnen geven anders dan zijn vermoedens dat [A] of diens organisatie iets met zijn ontslag te maken zou hebben.
7.4
Ten aanzien van de overige problemen met [A] meent eiser dat sprake is van een gebrekkige motivering. Zo kan verweerder niet zonder nadere motivering volhouden dat eisers asielrelaas niet gevolgd kan worden, nu verweerder in het bestreden besluit heeft erkend dat eiser op een foto staat met slechts 10 andere mensen terwijl verweerder in het voornemen heeft overwogen dat het onwaarschijnlijk is dat eiser gesignaleerd wordt door [A] of de autoriteiten als hij op een foto staat samen met 300 andere mensen. Verweerder kan daarom niet zonder meer volhouden dat het onwaarschijnlijk is dat eiser op die foto wordt herkend, nu duidelijk is dat eiser wel opvalt als er maar een beperkt aantal mensen op de foto staan. Daarnaast is eiser duidelijk te zien op foto’s van mei 2016, hetgeen door verweerder niet weersproken is. De redenering van verweerder dat [A] het niet op eiser gemunt kan hebben omdat hij slechts een marginale rol van betekenis had, kan eiser niet volgen. Uit een bericht op de Russische website VK van [A] blijkt immers dat [A] het had gemunt op de gehele LHBT gemeenschap en in het bijzonder degenen die werkzaam zijn in het onderwijs. Door verweerder is niet betwist dat eiser actief is bij de LHBT beweging, meedoet aan protesten en een constante rol heeft. Dit wordt voorts ondersteund door de overgelegde foto’s en eisers verklaringen. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van [geboortedatum] 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:7914) meent eiser dat daarom reeds gesproken kan worden van een indicatie voor een gegronde vrees voor vervolging. Eiser wil benadrukken dat hij op de voorgrond aanwezig was bij de meeting voor [B] en heeft daartoe verwezen naar de VK pagina van [A], waarop foto’s zichtbaar zijn van de meeting waarop ook eiser duidelijk herkenbaar te zien is.
7.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen met [A] terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat dat het feit dat eiser duidelijk zichtbaar op een foto van een demonstratie op 1 mei 2016 staat, nog niet maakt dat [A] dan weet wie eiser is noch dat blijkt dat eiser persoonlijk het doelwit van [A] is. Het is daarnaast onwaarschijnlijk is dat [A] eiser van een foto heeft kunnen herkennen, gezien zijn marginale rol bij deze demonstratie en andere bijeenkomsten. Zijn aanwezigheid in combinatie het uitdelen van kranten maakt nog niet dat eiser een constante rol bij de LHBT beweging heeft, noch getuigt het van zeer actieve betrokkenheid dan wel het ontplooien van LHBT-gerelateerde activiteiten. Eiser heeft ook niet met zijn verklaringen, noch op een andere manier aannemelijk weten te maken dat [A] via deze foto achter eisers identiteit, adres en werk is gekomen. Eiser heeft voorts geen verklaring weten te geven voor het feit dat de demonstratie reeds in mei 2016 heeft plaatsgevonden, maar hij tussen mei 2016 en februari 2018 geen problemen met [A] heeft ondervonden. Voorts kan eiser geen verklaring geven voor het feit dat hij niet genoemd staat op de lijst met slachtoffers die [A] bijhoudt, terwijl hij wel verklaard het slachtoffer van [A] te zijn geworden. Verweerder heeft voorts terecht overwogen dat eisers stelling dat [A] het op eiser persoonlijk gemunt heeft, enkel gebaseerd is op eisers eigen vermoedens. Dat uit een bericht van [A] op de Russische website VK blijkt dat hij het heeft voorzien op de gehele LHBT gemeenschap en in het bijzonder degenen die werkzaam zijn in het onderwijs kan geen onderbouwing zijn voor de stelling dat [A] eiser persoonlijk kent en hem iets wil aandoen. Ook het feit dat bij dit bericht foto’s zijn geplaatst waarbij eiser op één van deze foto’s herkenbaar staat, kan niet tot een ander oordeel leiden. Er blijkt immers niet uit de foto dat deze door [A] persoonlijk zijn gemaakt, noch dat [A] eiser op deze foto heeft herkend. Voorts heeft verweerder terecht overwogen dat uit de foto’s slechts eisers enkele aanwezigheid blijkt. Verder heeft verweerder de geloofwaardigheid van de dreigbrief die eiser op 26 februari 2018 zou hebben ontvangen niet ten onrechte ernstig in twijfel kunnen trekken, nu uit het FMMU advies blijkt dat er geen snijlittekens rondom de pols zijn. Eisers verklaring ter zitting dat hij hogerop zijn arm de huid heeft proberen te beschadigen, kan hier niet aan afdoen.
7.6
Ten aanzien van zijn biseksuele geaardheid verwijst eiser expliciet naar hetgeen hij daarover reeds in de zienswijze heeft ingebracht. Eiser betwist voorts dat hij in het nader gehoor en aanvullend gehoor weinig tot niets over zijn seksuele geaardheid naar voren heeft willen brengen. In het aanvullend gehoor heeft eiser over zijn persoonlijke ervaringen verklaard en zijn visie op elk van de in de Werkinstructie benoemde aspecten ten aanzien van seksuele geaardheid gegeven. Eiser wijst in dit verband ook op de samenwerkingsverplichting die verweerder heeft, alsmede de actieve onderzoeksplicht. Verweerder heeft hier niet aan voldaan nu hij nauwelijks is ingegaan op de door eiser overgelegde stukken. Het had bovendien op de weg van verweerder gelegen om eiser nader te bevragen indien zijn verklaringen als onvolledig werden beschouwd. Voorts is sprake van een integrale weging, hetgeen niet betekent dat de ongeloofwaardigheid van één element automatisch door werkt op andere relevante elementen. Eisers verklaring zijn samenhangend, consistent en aannemelijk en niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is.
7.7
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers biseksuele geaardheid terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser summier en wisselend heeft verklaard over zijn geaardheid. Zo wilde eiser eerst in het geheel niet over zijn geaardheid verklaren, later kon hij niet aangeven wat zijn geaardheid precies was. Eisers verklaring dat hij niet wist dat zijn geaardheid belangrijk zou zijn voor zijn asielrelaas, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Zijn seksuele oriëntatie raakt immers aan de kern van zijn asielrelaas. Verweerder heeft ook kunnen overwegen dat van een persoon die stelt al sinds 2014 actief te zijn in de Russische LHBT-gemeenschap en voorts zelf stelt een biseksuele geaardheid te hebben, mag worden verwacht dat hij meer over zijn geaardheid kan verklaren dan eiser heeft gedaan. Uit eisers verklaringen blijkt immers niet dat hij zijn geaardheid altijd geheim heeft gehouden of bang is om erover te praten. Voorts mag van eiser die zelf al geruime tijd actief is in de Russische LHBT-gemeenschap en naar eigen verklaringen bewust naar Nederland is afgereisd verwacht worden dat hij over enige kennis over de LHBT-gemeenschap in Nederland beschikt of kort na zijn opvang daarmee contact zou hebben gezocht.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon - Overdijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.