ECLI:NL:RBDHA:2019:1876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
17_7601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, gevestigd in België, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. De inspecteur verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiseres stelde dat zij de naheffingsaanslag niet had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de naheffingsaanslag naar het juiste adres was verzonden. De rechtbank stelde vast dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat eiseres niet voldoende feiten had gesteld om de ontvangst van de naheffingsaanslag te betwisten. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/7601

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 februari 2019 in de zaak tussen

[eiseres], gevestigd te [plaats] (België), eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. van Daal),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft het bezwaar tegen de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar van 5 oktober 2017 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft zijn standpunt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar
ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2019. Namens eiseres is, met bericht van verhindering, niemand verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.H.C. Oprinsen en drs. S.J. van Gestel.

Overwegingen

Feiten
1. De naheffingsaanslag heeft dagtekening 24 december 2016. Op het aanslagbiljet is de volgende adressering opgenomen:
“[eiseres]
[adres]
[postcode] [plaats] België”
2. Met dagtekening 12 april 2017 is bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Het bezwaarschrift is op 13 april 2017 door verweerder ontvangen.
Geschil
3. In geschil is of het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Daartoe voert eiseres aan dat zij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens verweerder is de naheffingsaanslag verzonden naar het bij de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel bekende adres en is het vermoeden van ontvangst van de naheffingsaanslag door eiseres niet ontzenuwd.
Beoordeling van het geschil
6. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van de dagtekening van het aanslagbiljet.
7. Ingevolge artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een bezwaarschrift tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door het bestuursorgaan is ontvangen. Als het bezwaarschrift per post wordt verstuurd, is het ook tijdig ingediend wanneer het voor afloop van de termijn op de post is gedaan en door het bestuursorgaan is ontvangen binnen een week na afloop van de termijn.
8. Indien een bezwaarschrift te laat is ingediend, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift betrokkene niet is toe te rekenen. In dat geval laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
9. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Nu eiseres stelt dat zij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen, is het aan verweerder om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag is verzonden naar het juiste adres. Verweerder heeft daartoe een op 6 maart 2017 gedagtekend rapport overgelegd. Dit rapport is opgesteld door S.E. Tuasela, medewerker Verwerken en Behandelen bij Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen, en bevat onderzoeksresultaten ten aanzien van de opmaak en verzending van de naheffingsaanslag.
10. Met voormeld rapport heeft verweerder onderbouwd dat de naheffingsaanslag op 22 december 2016 ter verzending is aangeboden aan PostNL. Voorts is gesteld noch gebleken dat de gebruikte adresgegevens onjuist zouden zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag naar het juiste adres is verzonden.
11. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst van de naheffingsaanslag redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Met de enkele stelling dat de naheffingsaanslag niet door haar is ontvangen is eiseres daar niet in geslaagd. Derhalve is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
12. Gelet op het voorgaande is het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, mr. T.A. de Hek en mr. E.E. Schotte, leden, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.