ECLI:NL:RBDHA:2019:1841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
NL19.2034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. de Zeben - de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende bestemming van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een eiser met de Iraakse nationaliteit, die een asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 19 februari 2019, ondanks dat hij en zijn gemachtigde hiervan op de hoogte waren gesteld.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder contact met zijn gemachtigde vertrekt, hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer is, aangezien eiser niet ter zitting is verschenen en er geen aanwijzingen zijn dat hij nog belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van belang en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.2034

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. T. Neijzen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.2035, plaatsgevonden op 19 februari 2019.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993.
Eiser heeft op 2 november 2018 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurdodac is gebleken dat eiser op 29 oktober 2017 in Roemenië en op 24 april 2018 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
Verweerder heeft op 15 november 2018 de Duitse autoriteiten verzocht om eiser op grond van de Dublinverordening terug te nemen. De Duitse autoriteiten hebben dit verzoek afgewezen en gewezen op de verantwoordelijkheid van Roemenië. Hierop zijn de autoriteiten van Roemenië op 30 november 2018 verzocht om eiser terug te nemen. Zij hebben hiermee ingestemd.
2. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of eiser procesbelang heeft bij het onderhavige beroep. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183), blijkt dat indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep, aldus de Afdeling.
3. Op 14 februari 2019 heeft verweerder aan de Dublin unit van Roemenië laten weten dat de overdracht niet kan plaatsvinden, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
4. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken en eiser en zijn gemachtigde ook niet ter zitting zijn verschenen, neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Niet is gebleken dat eiser desondanks nog belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
5. Het beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van belang.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Zeben - de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Maas, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.