In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een gezin van Roma uit Oekraïne. De eisers, die Oekraïense nationaliteit hebben, hebben asiel aangevraagd op basis van discriminatie en slechte leefomstandigheden in Oekraïne. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen, stellende dat Oekraïne als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd, omdat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom voor Roma geen uitzondering is gemaakt bij de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst. De rechtbank oordeelt dat de verweerder in het verweerschrift niet adequaat is ingegaan op de recente situatie van Roma in Oekraïne, en dat de eisers niet individueel of persoonlijk zijn bedreigd. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten, omdat de eisers niet hebben aangetoond dat Oekraïne in hun specifieke geval niet als veilig kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 1.024,-.