ECLI:NL:RBDHA:2019:1798
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
Op 10 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser met de Tsjadische nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend en de Duitse autoriteiten hadden ingestemd met zijn terugname.
Eiser voerde aan dat hij vreest in Duitsland direct in bewaring te worden gesteld en vervolgens te worden uitgezet naar Tsjaad. Hij stelde dat de Duitse uitzettingspraktijk en de indirecte refoulement door de Nederlandse autoriteiten hem in gevaar zouden brengen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Duitsland zijn asielaanvraag niet in behandeling zou nemen of dat zijn overdracht aan Duitsland zou leiden tot schending van het verbod van refoulement.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de naleving van internationale verplichtingen door Duitsland. Eiser had ook geen feiten of omstandigheden aangedragen die een uitzondering op dit beginsel rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.