ECLI:NL:RBDHA:2019:1687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
09/797304-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen tot vervaardiging van heroïne met azijnzuuranhydride

Op 26 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van heroïne. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het bestellen van grote hoeveelheden azijnzuuranhydride, een stof die gebruikt wordt bij de productie van heroïne. De verdachte had geprobeerd deze stof te verkrijgen onder het mom van gebruik voor agrarische doeleinden, terwijl hij wist dat het ook voor illegale drugproductie kon worden gebruikt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte, de e-mailcorrespondentie met leveranciers en de deskundigenrapportages van het NFI. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften, zoals eindgebruikersverklaringen, waarin onjuiste informatie was verstrekt over het gebruik van azijnzuuranhydride. De verdachte had eerder al waarschuwingen ontvangen over de illegale toepassingen van deze stof, maar ging desondanks door met zijn pogingen om het te verkrijgen. De rechtbank vond de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachte bij de heroïneproductie zodanig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren gerechtvaardigd was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797304-17
Datum uitspraak: 26 februari 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 29 maart 2018 (pro forma),
28 januari 2019 tot en met 1 februari 2019 (inhoudelijke behandeling) en 12 februari 2019 (sluiting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. de Jonge en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.P.H. Brinkman naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 30 januari 2019 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 06 oktober 2017 in de arrondissementen Den Haag en/of Rotterdam en/of Zeeland-Westbrabant, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en/of vervaardigen van heroïne en/of morfine, te weten (een) ander(e) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
en/of te bevorderen:
- ( meermalen) getracht een ander/anderen middelen bestemd tot het plegen van dat feit/die feiten getracht te verschaffen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
[bedrijf 1] bewogen tot het leveren van grote hoeveelheden azijnzuuranhydride bij [bedrijf 2] ,
en/of
bij [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] (een) bestelling(en) geplaatst voor de levering van azijnzuuranhydride aan [bedrijf 2] ,
zijnde azijnzuuranhydride een stof bestemd/geschikt voor het bereiden, bewerken, verwerken van morfine en/of het vervaardigen van heroïne, terwijl morfine en heroïne vermeld staan op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 6 oktober 2017 in de arrondissementen Den Haag en/of Rotterdam en/of Zeeland-West Brabant, althans elders in Nederland meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte,
- een of meer op 6 april 2017 ondertekende customer declaration(s) betreffende het gebruik van "Acetic anhydride" (azijnzuuranhydride) toegestuurd naar [bedrijf 3] , terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde "Acetic anhydride" enkel en alleen gebruikt zou worden voor agrarische tuinbouw en/of terwijl op voornoemd(e) geschrift(en) een niet-bestaand "Registration number" (registratienummer) wordt vermeld (p. 64 en 65 van verdachtendossier van verdachte [verdachte] )
en/of
- een of meer op 30 mei 2017 ondertekende eindgebruikersverklaring(en) van [bedrijf 1] betreffende het gebruik van azijnzuuranhydride, toegestuurd naar [bedrijf 1] , terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde azijnzuuranhydride enkel en alleen gebruikt zou worden voor het schoonhouden van leidingen in de tuinbouwgroentenproductie (p. 50 van verdachtendossier van verdachte [verdachte] );
en/of
hij valselijk heeft opgemaakt een geschrift dat was bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, immers heeft hij, verdachte,
- op 30 mei 2017 een eindgebruikersverklaring betreffende het gebruik van azijnzuuranhydride van [bedrijf 1] ondertekend, terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde azijnzuuranhydride enkel en alleen voor het schoonhouden van leidingen in de tuinbouwgroentenproductie gebruikt zou worden (p. 51 van verdachtendossier van verdachte [verdachte] ).
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek uit Zweden verkreeg de Dienst Regionale Recherche (hierna: de politie) in januari 2017 informatie dat twee broers, familie van de eigenaar van [bedrijf 5] in Den Haag, zouden beschikken over 800 kg cocaïne. Hierop is de politie op 17 februari 2017 een onderzoek gestart onder de naam ‘ [onderzoeksnaam 1] .’ Dit onderzoek was aanvankelijk gericht op de 800 kg cocaïne, maar door nader verkregen
(TCI-)informatie mondde dit uit in een onderzoek gericht op de activiteiten van de familie [familienaam 1] / [familienaam 2] .
Uit dat onderzoek kwam naar voren dat de broers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) actief waren in de glastuinbouw met Kwekerij [bedrijf 2] . (hierna: [bedrijf 2] .) Deze vennootschap werd gehouden door [naam 1] Holding B.V., dat aanvankelijk op naam stond van de zoon van [medeverdachte 2] , [naam 1] (hierna: [naam 1] ), en daarna op naam van [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de ex-vriendin van [medeverdachte 2] . Bedrijfsleider van [bedrijf 2] . was [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ).
[bedrijf 2] . maakte gebruik van de volgende locaties, waar kassen voor glastuinhouw werden gehuurd:
  • [adres 2] te Berkel en Rodenrijs (hierna ook: Berkel en Rodenrijs);
  • [adres 3] te Pijnacker (hierna ook: Pijnacker);
  • [adres 4] te Bergschenhoek (hierna ook: Bergschenhoek);
  • [adres 5] te Maasdijk (hierna ook: Maasdijk).
In Bergschenhoek is in de periode vanaf 6 mei 2017 tot 17 augustus 2017 een verborgen camera geplaatst met zicht op het binnenterrein van de locatie Bergschenhoek, omdat bij de politie het vermoeden was ontstaan dat op die locatie verdovende middelen werden bewaard.
Op 17 april 2017 werd op de [adres 5] te Maasdijk een hennepkwekerij aangetroffen met 3.210 hennepplanten. Deze kwekerij is door de politie (in het onderzoek ‘ [onderzoeksnaam 3] ’) in verband gebracht met onder meer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Naar aanleiding van camerabeelden van Bergschenhoek en TCI-informatie is medio augustus 2017 het deelonderzoek ‘ [onderzoeksnaam 2] ’ gestart. Dit onderzoek richtte zich op de activiteiten van een aantal personen op de locatie Bergschenhoek in de periode
15 t/m 17 augustus 2017. In dit onderzoek heeft op 17 augustus 2017 een doorzoeking plaatsgevonden op deze locatie.
Verder was tijdens het onderzoek [onderzoeksnaam 1] informatie verkregen dat verdachte namens [verdachte] [bedrijf 6] voor [bedrijf 2] . op zoek was naar azijnzuuranhydride, een middel dat wordt gebruikt bij de omzetting van morfine in heroïne. Dit heeft geleid tot een nader onderzoek naar de herkomst en bestemming van dit middel en de betrokkenheid daarbij van de verschillende verdachten.
Het onderzoek [onderzoeksnaam 1] , waarvan de onderzoeken [onderzoeksnaam 3] en [onderzoeksnaam 2] deel uitmaken, heeft geleid tot verdenkingen tegen, voor zover hier relevant, een twaalftal verdachten. In grote lijnen komt de verdenking tegen deze personen erop neer dat zij ervan worden verdacht – al dan niet in het kader van een criminele organisatie en onder de noemer van verschillende feiten – op enigerlei wijze betrokken te zijn geweest bij de (voorbereiding van) de productie van heroïne en/of bij de aangetroffen hennepkwekerij.
3.1.2
Ten aanzien van verdachte
Verdachte is één van deze twaalf verdachten. Hij wordt ervan verdacht dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot het vervaardigen van heroïne. Verder wordt hij ervan verdacht dat hij valsheid in geschrift heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding onder 1 en 2 (eerste en tweede cumulatief /alternatief) ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Op specifieke (bewijs)verweren wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling van de tenlastelegging

4.1
productie van heroïne
4.1.1
Aangetroffen goederen en stoffen in Bergschenhoek
Op 17 augustus 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het bedrijfsterrein van [bedrijf 2] . in Bergschenhoek. Hieronder staat een overzicht [2] van het terrein. Waar in dit vonnis wordt verwezen naar locaties op het sterrein in Bergschenhoek houdt de rechtbank de letterindeling van onderstaand overzicht aan.
Bij de doorzoeking in Bergschenhoek is het volgende aangetroffen. [3]
In een aparte ruimte binnen de portocabine (I) werden twee lege gasflessen aangetroffen en 21 blauwe en witte jerrycans, die alle gevuld waren met organoleptisch dezelfde kleine hoeveelheden heldere vloeistof. [4] Uit onderzoek is gebleken dat deze jerrycans azijnzuuranhydride bevatten en waarschijnlijk een lage concentratie azijnzuur. [5]
Verder lag in deze ruimte een lichtblauwe teil met resten bruin poeder en een kunststof zeef met resten/brokjes bruin poeder. [6] Deze resten/brokjes bevatten heroïne, noscapine, acetylcodeïne, 06-monoacetylmorfine en acetylthebaol. [7]
In de andere ruimte binnen de portocabine (I) lagen twee lege gasflessen en zes jerrycans: vier lege en twee gevuld [8] met azijnzuuranhydride. [9] In de gang van de portocabine lag een aangebroken zak, gevuld met 15 kg wit poeder, met opschrift ‘kaliumbicarbonaat.’ Daarnaast lagen er nog negen andere zakken waarin wit poeder zat; op deze zakken stond ‘natriumcarbonaat.’ [10] Volgens het NFI is het waarschijnlijk dat de inhoud van al deze zakken conform opdruk was. [11]
In de loods met een koelcel (L) werd een pallet met twee nieuwe zakken wit poeder aangetroffen met opschrift ‘sodiumcarbonate Light, 25 kg, Solvay’ (natriumcarbonaat). [12]
In de koelcel lagen verder twee gasflessen voorzien van een gasslang en een wokbrander, drie metalen steunen voorzien van een gasbrander en zestien zwarte speciekuipen, waarvan een aantal vervuild waren met resten wit poeder, resten basische vloeistof en zwart aangekoekt materiaal. [13] Uit onderzoek is gebleken dat deze speciekuipen (concentraties van) de volgende stoffen bevatten: heroïne, 06-monoacetylmorfine, noscapine, acetylthebaol en acetylcodeïne. [14]
Verder lagen in de koelcel twee grote gebruikte en vervuilde horeca-pannen, inhoudsmaat 150 liter, waarvan er één gevuld was met een restant basische vloeistof. [15] Deze vloeistof bevatte lage concentraties morfine, codeïne en noscapine in een zwak alkalische waterige vloeistof met waarschijnlijk acetaatzout. [16]
Voorts lagen in de koelcel drie gebruikte maatbekers en een zeef met resten bruin poeder. [17] In dat bruine poeder zijn acetylthebaol, noscapine, heroïne en lage concentraties coffeïne en paracetamol aangetroffen. [18] Ook lag er een plastic tas met ongeveer 400 gram zwart, taai materiaal en een nieuwe papieren zak met wit poeder; [19] dit materiaal bleek acetylthebaol, meconine, noscapine en 06-monoacetylmorfine te bevatten. [20]
In de koelcel stond tevens een krat met vier gelaatsmaskers, waarvan er twee waren gebruikt. [21] Op één van de gebruikte gasmaskers zaten aan de buitenkant opgedroogde spetters. Het bevatte sporen van heroïne, noscapine, meconine, 06-monoacetylmorfine, acetylcodeïne en acetylthebaol. [22]
In de portocabine achter het kantoor en naast de kassen (E) stonden twee jerrycans die geheel waren gevuld met een heldere vloeistof, geur azijn (azijnzuuranhydride). [23]
4.1.2
Omzetting van morfine naar heroïne
Het onderzoek naar het in Bergschenhoek aangetroffen materiaal is beschreven in de NFI-deskundigenrapportage van 13 oktober 2017, opgemaakt door dr. [deskundige] , NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek. [24] Met betrekking tot de vraag of dat onderzoeksmateriaal gerelateerd kan worden aan de vervaardiging en/of bewerking van (synthetische) drugs heeft [deskundige] het volgende gerapporteerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Heroïne wordt in de regel vervaardigd door morfine (die wordt gewonnen uit opium)
te acetyleren met azijnzuuranhydride. Naast morfine worden diverse gebruikelijke nevenverbindingen met de morfine meegeëxtraheerd uit opium. Tijdens het omzettingsproces van morfine in heroïne worden acetylcodeïne en acetylthebaol gevormd. Daarnaast kan 06-monoacetylmorfine ontstaan als afbraakproduct van de gevormde heroïne. Meconine is een afbraakproduct van noscapine. [deskundige] concludeert dat het onderzoeksmateriaal past bij de vervaardiging van heroïne uit morfine met azijnzuuranhydride.
Ook volgens informatie van de International Narcotics Control Board, het internationale orgaan dat wereldwijd toezicht houdt op de naleving van het VN-verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotope stoffen, wordt azijnzuuranhydride gebruikt bij de omzetting van morfine naar heroïne. Voor 100 kilo heroïne is tijdens het omzettingsproces 100-250 liter azijnzuuranhydride nodig. [25]
In een een NFI-deskundigenrapportage van 27 september 2017, eveneens opgemaakt door dr. [deskundige] , is het productieproces van heroïne uit opium nader beschreven. [26] In de rapportage staat onder meer het volgende:
“2.2 Vervaardiging van heroïne uit morfine
Aan een hoeveelheid (gedroogde) morfine wordt net voldoende azijnzuuranhydride toegevoegd zodat alle morfine bedekt is. Het mengsel wordt verwarmd totdat alle morfine is opgelost. Hierna wordt het geheel aan de kook gebracht en enkele uren op temperatuur gehouden. Hiermee wordt de morfine geacetyleerd en daardoor omgezet in heroïne. Tijdens deze reactie wordt ook azijnzuur gevormd, wat reageert met heroïne tot het tussenproduct heroïneacetaat, het azijnzuurzout van heroïne. Het reactiemengsel wordt afgekoeld, gemengd met water en gefiltreerd, waarna het residu wordt weggegooid. Het filtraat wordt geneutraliseerd met een overmaat base, in de praktijk wordt hier doorgaans natriumcarbonaat (…) voor gebruikt. Hierbij wordt het heroïneacetaat omgezet in heroïnebase, dat als een onoplosbare stof neerslaat en door filtratie verzameld wordt. De heroïnebase wordt vervolgens gedroogd en het filtraat, met opgeloste natriumacetaat, wordt als afval weggedaan.”
(…)
2.3
Benodigde materialen
Voor het opwerken van opium en de omzetting van morfine en heroïne in een niet-legale productielocatie wordt gebruik gemaakt van pannen, ketels of metalen drums (…) welke verwarmd kunnen worden (…) Daarnaast worden voor het filtreren plastic tonnen, kuipen of teilen gebruikt, in combinatie met lakens, doeken, of andere filtratiesystemen. (…)
2.4.
Bijproducten in heroïne
Bijproducten die worden gevormd tijdens de acetylering van morfine zijn o.a. (…) 3-acetylmorfine en 6-acetylmorfine. Dit zijn tussenproducten van heroïne (…).
Daarnaast wordt eventueel aanwezige codeïne omgezet in acetylcodeïne, terwijl thebaïne ontleedt in acetylthebaol. Papaverine en noscapine reageren niet met azijnzuuranhydride en zijn als zodanig in het eindproduct terug te vinden.
(…)
2.5
Acetyleringsreagentia
Voor de acetylering van morfine wordt meestal azijnzuuranhydride gebruikt.
2.7
Aan heroïnebase worden dikwijls nog één of meer versnijdingsmiddelen toegevoegd. In Nederland is het meest voorkomende versnijdingsmiddel voor heroïnebase een bruin gekleurd mengsel van paracetamol en coffeïne. (…)
4.1.3
Tussenconclusie
Op het bedrijfsterrein aan de [adres 4] te Bergschenhoek zijn op verschillende plekken goederen aangetroffen die passen bij de productie van heroïne, meer in het bijzonder bij de omzetting van morfine in heroïne.
De aangetroffen goederen bevatten stoffen die:
  • doorgaans gebruikt worden
  • stoffen die ontstaan
  • het eindproduct betreffen, danwel daarvan onderdeel uitmaken (heroïne en noscapine)
  • als versnijdingsmiddel voor het eindproduct gebruikt worden (coffeïne en paracetamol).
Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden, en de hierboven weergegeven deskundigenrapportages, stelt de rechtbank vast dat in Bergschenhoek heroïne is geproduceerd. Meer in het bijzonder is deze heroïne geproduceerd door middel van omzetting van morfine in heroïne, waarbij gebruik is gemaakt van grote hoeveelheden azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat.
4.2
Aankoop van azijnzuuranhydride
4.2.1
Meldingen bestellingen
Op 20 februari 2017 kwam bij het Meldpunt verdachte transacties en chemicaliën (onderdeel van de FIOD, hierna: het Meldpunt) een melding binnen afkomstig van het bedrijf [bedrijf 4] . (hierna: [bedrijf 4] ). [bedrijf 4] had van verdachte, namens zijn bedrijf [verdachte] [bedrijf 6] , een aanvraag ontvangen voor het leveren van azijnzuuranhydride voor het schoonmaken van gootjes en vloeren in de tuinbouw. Aangezien [bedrijf 4] zelf niet beschikte over azijnzuuranhydride zijn zij op zoek gegaan naar een leverancier en kwamen uit bij [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ). Dit bedrijf gaf aan dat om azijnzuuranhydride te kunnen leveren zowel [bedrijf 4] als [verdachte] [bedrijf 6] moesten beschikken over een registratienummer. Omdat daarvan bij beide bedrijven geen sprake was, kon er niet geleverd worden. [27]
Op 7 april 2017 kwam bij het Meldpunt een melding binnen afkomstig van het bedrijf [bedrijf 3] . De reden van melding was dat een aanvraag van [verdachte] [bedrijf 6] was ontvangen voor het leveren van 900 liter azijnzuuranhydride in combinatie met chloorbleekloog, waterstofperoxide en azijnzuur. In de aanvraag stond als reden voor de aanvraag vermeld
: ‘we verkopen dit aan tuinders, wat we mee geven aan het water om leidingen schoon te houden’. Bij verdere navraag kreeg [bedrijf 3] een door [naam 2] ondertekende verklaring van [bedrijf 2] . [28] .
Op 30 mei 2017 kwam bij het Meldpunt een melding binnen van het bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), dat eveneens van [verdachte] [bedrijf 6] een aanvraag had ontvangen voor het leveren van azijnzuuranhydride en waterstofperoxide. Het zou gaan om een bestelling tot januari 2018, waarbij [verdachte] [bedrijf 6] maandelijks 8 drums van 200 liter (1600 liter per maand) azijnzuuranhydride en 2000 liter waterstofperoxide wilde afnemen. Bij de bestelling zaten twee eindgebruikersverklaringen, op naam van [verdachte] [bedrijf 6] voor de doorverkoop aan [bedrijf 2] ., en op naam van [bedrijf 2] . [29] .
4.2.2
Bestelling azijnzuuranhydride
Uit het voorgaande volgt dat verdachte sinds februari 2017 bij diverse firma’s heeft getracht voor [bedrijf 2] . azijnzuuranhydride te bestellen. [bedrijf 4] heeft besloten de bestelling te weigeren en heeft verdachte naar [bedrijf 3] verwezen. [bedrijf 3] heeft verdachte om eindgebruikersverklaringen gevraagd, en verdachte heeft deze opgestuurd. Deze verklaringen waren ondertekend door ‘ [naam 2] ’ namens [bedrijf 2] ., waarbij als autorisatienummer was ingevuld het reisdocumentnummer van [naam 2] . [bedrijf 3] deelde op 2 mei 2017 aan verdachte mee dat zij de azijnzuuranhydride nog niet kon leveren
‘omwille van de beschikbaarheid bij de leverancier’. Diezelfde dag nam verdachte contact op met het bedrijf [bedrijf 1] . Na over en weer gemaild te hebben nam [bedrijf 1] verdachte op als klant. [30]
4.2.3
Levering door [bedrijf 1]
Omstreeks 4 mei 2017 deed [verdachte] [bedrijf 6] een bestelling van azijnzuuranhydride namens [bedrijf 2] ., waarna [naam 3] (verkoper bij [bedrijf 1] ) op 9 mei 2017 een rondleiding kreeg bij het bedrijf [verdachte] [bedrijf 6] Daarbij is gesproken over de levering van azijnzuuranhydride. [bedrijf 1] is met verdachte overeengekomen dat [bedrijf 1] tot januari 2018 maandelijks 1600 liter azijnzuuranhydride (8 vaten van 200 liter) aan [bedrijf 2] . zou leveren [31] .
Uit transportdocumenten blijkt dat op of omstreeks 31 mei 2017 en op 3 juli 2017 door het transportbedrijf [bedrijf 7] in opdracht van [bedrijf 1] in totaal 3200 liter azijnzuuranhydride aan [bedrijf 2] . is geleverd. De facturen van [bedrijf 1] naar aanleiding van deze leveringen vermelden dat de maandelijkse kosten van 1680 kg azijnzuuranhydride € 3.354,12 (inclusief BTW) bedragen. [32]
4.2.4
Bestelling azijnzuuranhydride
Op 1 september 2017 meldt [naam 4] van [bedrijf 1] aan de politie dat verdachte aan [naam 3] heeft laten weten dat hij de afname van azijnzuuranhydride wil verhogen van 8 naar 18 vaten omdat hij alle kwekerijen van [bedrijf 2] . gaat bevoorraden. Als [bedrijf 1] verdachte op 23 september 2017 meldt dat ze weer nieuwe aanvoer azijnzuuranhydride krijgen en zullen beginnen met het uitleveren van kleinere hoeveelheden, reageert verdachte bij email van 25 september 2017:
(…) Graag zsm elke maand 16 vaten leveren. Of daarna toe werken. Leidingen bij de klant zijn aardig vervuilt in de weken dat we niet hebben mee gegeven (…). [33]
4.3.
Produktiedagen heroïne
Uit het dossier blijkt dat door [bedrijf 2] . en [medeverdachte 2] op 5 mei 2017, 13 juli 2017 en 14 augustus 2017 natriumcarbonaat ten behoeve van de heroïneproductie is aangeschaft . [34]
Zoals hiervoor is vastgesteld is op 6 mei 2017 is door de politie op de locatie in Bergschenhoek een verborgen camera opgesteld. Deze camera was ter hoogte van ruimte A geplaatst. Het oog van de camera was gericht op het gedeelte van het terrein waar de silo’s (H) portocabine (I) en loodsen (J, K, L) zich bevinden. [35] Het dossier bevat de beelden die met deze camera zijn opgenomen.
Op grond van de camerabeelden in combinatie met opgenomen telefoongesprekken tussen de verschillende verdachten, concludeert de rechtbank dat in de periode 14 tot en met 16 augustus 2017 [36] en daaraan voorafgaand in de maanden juni en juli 2017 [37] alle personen die op de beelden van het terrein van de kwekerij van [bedrijf 2] in Bergschenhoek in de avond/nacht te zien zijn, op enige wijze betrokken zijn geweest bij een samenwerking die was gericht op de productie van heroïne, meer in het bijzonder de omzetting van morfine in heroïne met behulp van azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat. Bij dit productieproces werd door verschillende betrokkenen gebruik gemaakt van overalls/regenpakken danwel beschermende kleding en gasmaskers. Er werd gelopen met jerrycans van en naar de portocabine. Het betreft hetzelfde soort (witte en blauwe) jerrycans waarvan later is vastgesteld dat deze azijnzuuranhydride bevatten en zij werden op precies dezelfde plek opgeslagen (de portocabine). Ook werden met enige regelmaat gasflessen in- en uitgeladen. Bij gebreke van een logische andere verklaring, is de rechtbank van oordeel dat het hierbij gaat om gasflessen benodigd voor het kookproces ten behoeve van de productie van heroïne.
4.4
Betrokkenheid verdachte
4.4.1
ten aanzien van feit 1 (voorbereidingshandelingen)
Zoals hiervoor is overwogen heeft de rechtbank geconcludeerd dat er heroïne is geproduceerd op de locatie van [bedrijf 2] . aan de [adres 4] te Bergschenhoek. De rechtbank stelt op grond van al het voorgaande vast dat daarbij gebruik moet zijn gemaakt van de door [verdachte] [bedrijf 6] bestelde azijnzuuranhydride.
Verdachte heeft verklaard dat hij hierbij op geen enkele manier betrokken is geweest en dat hij nooit heeft geweten dat de door hem bestelde azijnzuuranhydride zou worden gebruikt voor de productie van heroïne. De vraag die dus moet worden beantwoord is of verdachte wist of moest weten wat [medeverdachte 2] van plan was met de azijnzuuranhydride.
In dit verband heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft verklaard dat de azijnzuuranhydride zou worden gebruikt voor het schoonmaken van leidingen in de kas/tuinbouw en het tegengaan van verslijming in die leidingen. Over deze gestelde toepassing is navraag gedaan bij DMCR (milieudienst Rotterdam Rijnmond), het Nederlands Forensisch Instituut, het bedrijf [bedrijf 8] , het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, [bedrijf 3] en de Wageningen University & research. Hieruit is naar voren gekomen dat niet aannemelijk is dat azijnzuuranhydride gebruikt wordt voor het reinigen van de leidingen in de land- en tuinbouw (kassenteelt). Voornoemde instanties hebben – kort samengevat – verklaard dat zij deze toepassing van azijnzuuranhydride niet kennen, dat er voldoende ontsmettingsmiddelen verkrijgbaar zijn en dat het zelf maken van perazijnzuur door middel van het mengen van azijnzuuranhydride met waterstofperoxide een gevaar oplevert door vorming van explosieve stoffen. [38]
Tussenconclusie
Dat de azijnzuuranhydride voor het schoonmaken van de leidingen of voor een andere toepassing in de tuinbouw zou worden gebruikt, wordt op grond hiervan door de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
In de computer van verdachte zijn mails aangetroffen [39] die betrekking hebben op bestellingen van azijnzuuranhydride. Zoals hiervoor al vastgesteld probeert verdachte al sinds februari 2017 aan azijnzuuranhydride te komen.
In eerste instantie informeert hij bij [naam 5] van [bedrijf 9] Deze schrijft in een e-mail van 17 februari 2017 het volgende aan verdachte: [40]
‘Bij deze mijn bericht n.a.v. ons gesprek op de beurs inzake Azijnzuur Anhydride. (…) Alvorens wij u de Azijnzuur Anhydride kunnen aanbieden moeten wij u informeren over de volgende vereisten voor de aankoop en het gebruik van dit product.
  • u moet een vergunning hebben om dit product te mogen gebruiken
  • u dient een eindgebruikersverklaring in te vullen en ondertekenen namens uw bedrijf
  • wij moeten een kopie ontvangen van een geldig ID bewijs
Dit alles daar dit product valt onder de wetgeving voor drugs precursoren en wij derhalve gebonden zijn aan strenge, wettelijke regels voor het verkopen van deze grondstof.’
In de mail is een link toegevoegd met informatie van de belastingdienst over drugsprecursoren.
Verdachte stuurt dezelfde dag de hiervoor weergegeven mail van [naam 5] door naar [naam 6] van [bedrijf 4] ., met daarbij de volgende tekst: [41]
‘Strikt vertrouwelijk !!!!! Dit zegt mijn andere leverancier’
In een mail van 22 februari 2017 schrijft [naam 6] van [bedrijf 4] . aan verdachte [42] :
‘Ook onze leverancier gaf aan dat wij een verklaring moeten tekenen voor azijnzuuranhydride. Dit is een categorie 2 chemische stof (zwaar spul) en wordt dus zoals inmiddels bekend gebruikt voor synthetische drugs. Omdat dit een categorie 2 stof is, dienen alle bedrijven die hierin handelen (dus wij, maar ook jullie en jullie afnemer(s), in het bezit te zijn van een registratie bij de douane. Om dit registratienummer te bekomen wordt je ge-audit. De douane heeft inmiddels contact met mij opgenomen omdat ik vroeg hoe ik zo’n registratienummer kan bekomen. Mij werd gevraagd waarvoor het product werd toegepast en ik vertelde ze dat het voor reiniging/desinfectie was. Dit vonden zij zeer verdacht en het schijnt dat er vanuit het criminele circuit veel vraag is momenteel naar dit product. Ik moet helaas de levering annuleren, dit wijkt namelijk te ver af van onze handel. Standaard chemische producten die niet op de drugsprecursorlijst staan kunnen wij 9 vd 10x leveren. Deze helaas niet. Graag uw begrip hiervoor.’
Verdachte mailt dezelfde dag terug aan [bedrijf 4] : [43]
‘Niet leveren !!!
Wij willen geen problemen !!!!!!
Ik had ook al mijn bedenkingen
Hij heeft de formulieren al ondertekend
Maar niet doen’
Op 4 april 2017 mailt [naam 6] van [bedrijf 4] . aan verdachte:
‘Ik ben zojuist benaderd door de Douane over de azijnzuuranhydride. Zij vinden het heel erg verdacht. De toepassing van desinfectie van water of gootjes e.d. in de tuinbouw hebben zij nog nooit gehoord. Daarnaast wordt het extra verdacht dat ik het doorverkoop en u het vervolgens ook doorverkoopt (al die stappen maakt het steeds iets vager). Waarom azijnzuuranhydride? Er zijn voldoende eenvoudig te verkrijgen middelen op de markt die hier ook in kunnen voorzien. (…) Jullie worden ook ge-audit en [bedrijf 2] zal ook ge-audit worden alvorens er 1 transactie zal mogen plaatsvinden. Het lijkt me sterk dat we dit allemaal willen als het inderdaad voor desinfectiedoeleinden gebruikt gaat worden. (…) Als het zo’n ontzettende must is, terwijl ze er bij de Douane nog nooit gehoord hebben van deze toepassing, de stof momenteel zeer in trek is voor de productie van heroïne…Je begrijpt dat ik mij hier niet goed bij voel en ik vind het ook ongeloofwaardig klinken…(…) Er zijn meerdere wegen om de microbiologie onder controle te krijgen, azijnzuuranhydride is echt niet de enige oplossing voor ze.’
Verdachte reageert hierop als volgt:
‘Laat ze maar een audit uitvoeren.
We gebruiken het niet voor desinfectie, maar voor waterbehandeling !!
Alles is al geprobeerd, maar met azijnanhydride gaat het, het beste
Ze zijn van harte welkom, het water blijft perfect schoon, en de planten hebben hiermee geen probleem. Andere stoffen zoals oxyl geeft bij hogere doseringen groei remming.’
Bij deze mail is gevoegd een bestand, zijnde een verklaring van [medeverdachte 2] namens [bedrijf 2] . d.d. 27 maart 2017, luidende:
‘We hebben met vuil druppel water te maken in onze tuinderijen.
Daarom hebben we elke maand nodig
1 box a 1000 l. Oxyl pro s
2 boxen a 1000 l waterstof peroxide 35 %
2 boxen azijnzuuranhydride 99 %.
Met deze schoonmaak middelen houden we ons druppelsysteem schoon. Anders krijgen we verstoppingen en kunnen we de leidingen niet schoon houden.
We hebben nu, alles vernieuwd, leidingen, slangen, filters, water silo’s, en beginnen
Weer helemaal schoon.
Dat moet zo blijven.’
Op 4 april 2017 heeft verdachte de hiervoor weergegeven mail van [naam 6] doorgestuurd naar kwekerij [bedrijf 2] . Verdachte schrijft daarbij:
‘Ze komen jullie audithen, je verklaring hebben ze al,
Je weet wat we besproken hebben.!! Komt goed.’
Op 4 april 2017 mailt [naam 6] van [bedrijf 4] . aan verdachte dat hij, ondanks de verklaringen, er geen goed gevoel bij heeft. Hij schrijft:
‘Als alles nieuw is (slangen, e.d.) is het wat mij betreft onzin dat het ALLEEN met azijnzuuranhydride schoon blijft. Bij alle andere kwekerijen werkt het perfect met Oxyl-PRO S. Dus OF Oxyl-PRO S wordt verkeerd gedoseerd of het is toch echt voor andere doeleinden. Natuurlijk tekent iedereen en natuurlijk bekend niemand. Maar dat wilt niet zeggen dat ik het moet doen.’[naam 6] vermeldt onderaan de mail de contactgegevens van het bedrijf [bedrijf 3] en deelt aan verdachte mede dat hij met dat bedrijf contact kan opnemen om de azijnzuuranhydride daar rechtstreeks in te kopen.
Verdachte reageert hierop met de mededeling dat alle orders voor [bedrijf 2] moeten vervallen. De mail van [bedrijf 4] met de gegevens van [bedrijf 3] is door verdachte doorgestuurd naar Kwekerij [bedrijf 2] . ( [medeverdachte 2] ), met de mededeling:
‘Spoed !!! Onderstaand adres graag zsm bestellen’ [44]
Op 6 april 2017 mailt verdachte aan [bedrijf 3] het volgende: [45]
‘We zijn op zoek naar een goede, en betrouwbare leverancier van
Chloorbleekloog 15 %
Waterstof peroxide 35 %
Azijnzuur 70 %
Azijnzuur anhydride 99 %
Dit verkopen wij aan tuinders, wat we mee geven aan het water om leidingen schoon te houden.’
Dezelfde dag stuurt verdachte een mail door van Kwekerij [bedrijf 2] . naar [bedrijf 3] met als bijlage een document met het opschrift ‘Use declaration for drug precursors’. De naam die onder het document is vermeld is [naam 2] , namens Kwekerij [bedrijf 2] ., en het document is ondertekend op 6 april 2017. Als registratienummer is vermeld: [nummer] , verkregen op 13 september 2012, en als vervaldatum 13 september 2017. Op het document is verder ingevuld dat 900 liter
Acetic anhydridewordt besteld. [46]
Op 2 mei 2017 mailt verdachte aan [naam 7] van [bedrijf 1] BV het volgende:
‘Wij zijn op zoek naar een goede leverancier die ons kan leveren voor de tuinbouw
Chloorbleekloog
Waterstof peroxide 35 %
Azijnzuur 70 %
Azijnzuur anhydride 99 %’
Diezelfde dag, 2 mei 2017, mailt verdachte aan [bedrijf 3] :
‘We hadden bij u, nog de aanvraag openstaan voor levering van
‘Chloorbleekloog 15 %
Waterstof peroxide 35 %
Azijnzuur 70 %
Azijnzuur anhydride 99 %
Met die laatste hadden we al een bestelling gedaan, maar na uw laatste mailtje, heb ik niets meer gehoord. Alles loopt nog?’
[bedrijf 3] deelt op 2 mei 2017, 16:07 uur, aan verdachte mee dat zij de azijnzuuranhydride nog niet kan leveren
‘omwille van de beschikbaarheid bij de leverancier’. [47]
[naam 3] , accountmanager van [bedrijf 1] , mailt op 4 mei 2017 aan [verdachte] dat [bedrijf 1] de aanvraag in behandeling neemt, dat zij genoodzaakt is om zich aan regels te houden en dat voor de levering van azijnzuuranhydride een eindgebruikers-verklaring is vereist. Een niet ingevulde ‘ [bedrijf 1] Eindgebruikersverklaring’ is bij de mail gevoegd. Deze mail heeft verdachte aan [medeverdachte 2] doorgestuurd, waarbij hij schrijft:
‘Beste [medeverdachte 2]
Gelukt
Bijgaand formulier
Graag in een keer goed invullen
Spoed’
Aan [naam 3] mailt verdachte:
‘Ik zal dit met de klant opnemen
De verklaring zal ik u mailen,
Het zal geen probleem zijn, wij kijken altijd waar al onze Produkten heengaan !!!!’ [48]
Op 5 mei 2017 mailt verdachte aan [naam 3] ( [bedrijf 1] ): [49]
‘Ik heb het tuinbouw bedrijf geinspecteerd.
En de verklaring is ondertekend
(…)
Graag voor dit bedrijf offerte maken
Voor 4 vaten a 200 l per keer
Dit gebruiken ze per 2 weken
Je mag eventueel ook 8 vaten leveren per keer, eens per maand’
De meegestuurde ‘ [bedrijf 1] Eindgebruikersverklaring’ is op 5 mei 2017 ingevuld en ondertekend met de naam [naam 2] , namens Kwekerij [bedrijf 2] . Op de verklaring is ingevuld dat het product
‘azijnzuur 99%’ welke van [bedrijf 1] wordt betrokken, niet gebruikt zal worden bij de productie van chemische wapens, drugs en/of verdovende middelen of enig andere niet-civiele toepassing, en dat het product enkel en alleen voor de productie van
‘schoonhouden van leidingen in tuinbouw, groentenproductie’zal worden gebruikt.
Dezelfde dag, 5 mei 2017, mailt [naam 3] aan verdachte dat hij persoonlijk de offerte bij verdachte langs komt brengen op diens bedrijf te Oosteind. Verdachte mailt: [50]
‘Super
Ik wil u graag de hand schudden
Ik maak er even tijd voor !!!!
Altijd fijn om te weten met wie je zaken doet toch’
Op 9 mei 2017, na het bezoek van [naam 3] te Oosteind, doet verdachte bij [naam 3] de eerste bestelling van 2 box waterstofperoxide 35 % en 2 pallets van 4 x 210 kg azijnzuuranhydride, te leveren aan [bedrijf 2] ., [adres 2] te Berkel en Rodenrijs. Verdachte heeft deze mail doorgestuurd aan [bedrijf 2] ., waarbij hij akkoord vraagt voor de levering en meedeelt dat, voordat levering plaatsvindt, eerst volledige betaling van openstaande rekeningen dient te volgen.
[naam 3] bericht verdachte op 10 mei 2017 dat hij hem zal informeren wanneer ze kunnen leveren, waarop verdachte reageert met het verzoek om de gedane bestelling (van 8 vaten van 200 liter AA) tot 1 januari 2018 maandelijks te leveren. Op 30 mei 2017 mailt [naam 3] aan verdachte dat een nieuwe eindgebruikersverklaring met spoed (om de levering van de komende vrijdag niet in gevaar te brengen) moet worden opgestuurd met het woord ‘azijnzuuranhydride’ correct ingevuld (op de eerder opgestuurde verklaring was ingevuld:
‘azijnzuur 99 %’). Verdachte heeft deze mail doorgestuurd aan [bedrijf 2] . met het verzoek om de formulieren zo spoedig mogelijk helemaal goed en duidelijk in te vullen. [51]
Tussenconclusie
Uit de hiervoor weergegeven emailwisseling komt duidelijk naar voren dat verdachte terdege is geïnformeerd over het feit dat azijnzuuranhydride een drugsprecursor is en zeer in trek voor de productie van heroïne en over de wetgeving die daarom op de verkoop ervan van toepassing is.
Verdachte verklaart in eerste instantie dat hij bij [bedrijf 1] terecht is gekomen omdat die de goedkoopste was. Hij zou niet verder zijn gegaan met twee andere bedrijven vanwege de prijs die deze bedrijven voor azijnzuuranhydride aanboden. Uit de e-mails blijkt echter dat bij [bedrijf 4] en [bedrijf 3] geen prijsopgave is gevraagd maar direct gevraagd is om te leveren en dat pas aan [bedrijf 1] een offerte is gevraagd nadat zij bereid bleek azijnzuuranhydride te leveren. [verdachte] verklaart later dat hij niet is doorgegaan met de andere bedrijven omdat die moeilijk deden [52] . Deze uitleg komt overeen met wat hij in een telefoongesprek met [medeverdachte 2] van 11 mei 2017 over de ontmoeting met [naam 3] van [bedrijf 1] vertelt, namelijk dat hij
‘in een warm bad’valt. [53] Uit de hiervoor weergegeven mailwisseling blijkt dat dit bij [bedrijf 4] en [bedrijf 3] inderdaad anders was.
Verdachte heeft ook wisselend en tegenstrijdig verklaard over van wie het idee kwam en over het testen van het middel bij het schoonmaken van de leidingen. Hij zegt daar in eerste instantie over dat hij had ontdekt dat een concurrent, [bedrijf 10] , een geheim product had dat bestond uit waterstofperoxide en azijnzuur. Dat product stond ook op de tuin van [medeverdachte 2] maar [bedrijf 10] leverde niet meer. Hij is toen bij [medeverdachte 2] gaan testen met 70% azijnzuur en 35% waterstofperoxide op 100 kub water. Dat werkte niet naar behoren. Ze gingen op zoek naar de sterkste vorm van azijnzuur en dat is azijnzuuranhydride. Ze hebben van [bedrijf 1] toen 4 vaten geleverd gekregen en dat uitgeprobeerd. Deze verklaring is geheel in strijd met de bewering van verdachte op 4 april 2017 tegen de leveranciers dat er al goede ervaringen waren met azijnzuuranhydride. In de verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 27 maart 2017 die verdachte heeft meegestuurd aan [bedrijf 4] geeft ook [medeverdachte 2] aan dat azijnzuuranhydride goed werkt voor de reiniging van de leidingen. Verdachte heeft desgevraagd tot op de inhoudelijke behandeling niet kunnen uitleggen hoe hij (of [medeverdachte 2] ) nog vóór de azijnzuuranhydride door [bedrijf 1] was geleverd, kon weten dat deze stof goed werkte om verstoppingen in de leidingen te voorkomen waarbij geen schade aan de planten werd toegebracht.
Ter zitting heeft verdachte vervolgens betoogd dat [medeverdachte 2] al met azijnzuuranhydride had gewerkt, daar goede ervaringen mee had en hem, verdachte, daarover heeft verteld. Verdachte was altijd op zoek naar nieuwe middelen en methoden en dit klonk hem goed in de oren. Daarom is hij op zoek gegaan naar azijnzuuranhydride, aldus nog steeds verdachte.
Dit is in het licht van zijn eerdere verklaringen, waarin hierover in het geheel niet wordt gerept, niet aannemelijk. Veeleer lijkt deze verklaring te zijn ingegeven door een betere kennis van het dossier. Daarin wordt immers vermeld dat bij de ontmanteling van het heroïnelaboratorium op de kwekerij in Bergschenhoek, naast azijnzuuranhydride afkomstig van [bedrijf 1] , ook azijnzuuranhydride is aangetroffen in jerrycans met op het etiket de bedrijfsnaam [bedrijf 11] gevestigd in Duitsland. Het is dus mogelijk dat kwekerij [bedrijf 2] . de beschikking had over azijnzuuranhydride uit een eerdere, andere bron dan via verdachte. Dat verdachte hiermee eerder bekend was blijkt echter nergens uit, en evenmin dat [medeverdachte 2] hem heeft verteld over “zijn goede ervaringen” met azijnzuuranhydride. Desgevraagd heeft [medeverdachte 2] zelf verklaard dat zij samen hebben gepraat over het probleem van de verslijmingen van leidingen en dat ze zo op het idee kwamen om azijnzuuranhydride te gaan gebruiken. [54]
Voorts constateert de rechtbank dat ook van testen van de leidingen, zoals verdachte stelt met enige regelmaat te hebben gedaan, niets is gebleken. Niemand verklaart daarover en verdachte zelf geeft aan dat hij in dit verband niets heeft vastgelegd. Ook dit bevreemdt als hij naar eigen zeggen bezig was met een nieuw middel dat begin 2018 bekend zou worden gemaakt in groente- en tuinbouwvakbladen. Daarnaast wordt naast [medeverdachte 2] – die daarbij natuurlijk een eigen belang heeft – door niemand anders verklaard over problemen van verslijming van leidingen op de kwekerij in Berkel en Rodenrijs. Volgens [naam 8] was er daar helemaal geen probleem. [55]
Uit al het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte er wel degelijk van op de hoogte was dat azijnzuuranhydride kon worden gebruikt voor de vervaardiging van heroïne, dat het middel erg gewild is in het criminele circuit en dat daarom voor de (door)verkoop van azijnzuuranhydride een registratieverklaring van de douane is vereist. Hij is vanaf de eerste pogingen om azijnzuuranhydride te bestellen (februari 2017) van diverse kanten gewaarschuwd voor de mogelijkheid van illegaal gebruik van deze stof. [bedrijf 4] heeft, omdat zij de bestelling verdacht vond en ook door de douane was gewaarschuwd, besloten om niet te leveren en dat heeft zij verdachte twee keer in niet mis te verstane bewoordingen te kennen gegeven. Het geeft dan ook te denken dat verdachte in februari 2017, na de afwijzing door [bedrijf 4] , aan [bedrijf 4] schrijft dat hij de vraag om azijnzuuranhydride al niet vertrouwde, maar dat hij vervolgens in april 2017 toch weer erg zijn best doet om [bedrijf 4] van de goede bedoelingen van [bedrijf 2] . te overtuigen en [bedrijf 4] tot levering probeert aan te zetten.
Het kan bovendien niet anders of verdachte wist, vanuit zijn eigen ervaring in de tuindersbranche, dat het gebruik van azijnzuuranhydride niet geschikt is voor het schoonmaken van leidingen. Volgens het NFI zou het druppelen met azijnzuuranhydride in water perazijnzuur moeten opleveren, wat schade aan de planten zou toebrengen. [56] Perazijn is nu juist de stof waarvan verdachte heeft beweerd daar fel op tegen te zijn, omdat dit verslijmingen in de leidingen zou veroorzaken/verergeren. [57] In de verhouding waarin verdachte het wilde gaan toepassen (100 liter azijnzuuranhydride op 100 m2 water [58] ), zou dit middel voor het schoonhouden van de leidingen bovendien aanzienlijk duurder worden dan de door andere tuinders gebruikte – en in dit verband gebruikelijke – middelen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat de azijnzuuranhydride niet werd gebruikt voor het schoonmaken van de leidingen maar voor de productie van verdovende middelen bestemd was. Dit geldt te meer nu verdachte, na de instap door de politie op 17 augustus 2017, niet alleen doorgaat met de bestellingen bij [bedrijf 1] maar zelfs de eerder overeengekomen hoeveelheid verdubbelt, omdat – zo schrijft verdachte aan [bedrijf 1] – de leidingen bij de klant aardig zijn vervuild. Het lijkt een door verdachte bewust gekozen loos gelegenheidsargument om [bedrijf 1] tot levering aan te zetten. Verdachte kan namelijk niet aangeven waar hij die uitspraak op baseerde en hoe hij weet dat die leidingen inmiddels zo vervuild waren. Deze laatste bestelling bevreemdt overigens ook omdat Kwekerij [bedrijf 2] . volgens verdachte niet meer heeft betaald en hij naar eigen zeggen niet meer zou leveren zolang er niet was betaald.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, door [bedrijf 1] te bewegen azijnzuuranhydride, bestemd voor de productie van heroïne, te leveren en bestellingen voor azijnzuuranhydride te plaatsen bij [bedrijf 4] en [bedrijf 3] , zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen met betrekking tot die heroïneproductie.
Uit het voorgaande volgt ook dat verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd, omdat hij ondanks de niet mis te verstane waarschuwingen op 22 februari en zeker op 4 april 2017, bij de bestellingen gebruik heeft gemaakt van op 6 april 2017 aan [bedrijf 3] gezonden ‘customer declarations betreffende het gebruik van azijnzuuranhydride’, waarop in strijd met de waarheid was vermeld dat de azijnzuuranhydride enkel en alleen gebruikt zou worden voor agrarische tuinbouw en waarop een niet-bestaand registratienummer was vermeld, en hij op 30 mei 2017 [bedrijf 1] eindgebruikersverklaringen naar [bedrijf 1] heeft gestuurd waarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat de azijnzuuranhydride enkel en alleen gebruikt zou worden voor het schoonhouden van leidingen in de tuinbouw.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01
februari2017 tot en met 06 oktober 2017 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van heroïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen:
-
heeftgetracht een ander
te bewegenmiddelen bestemd tot het plegen van dat feit te verschaffen, immers hebben verdachte en zijn mededader
[bedrijf 1] bewogen tot het leveren van grote hoeveelheden azijnzuuranhydride bij [bedrijf 2] ,
en
bij [bedrijf 3] en [bedrijf 4] bestellingen geplaatst voor de levering van azijnzuuranhydride aan [bedrijf 2] ,
zijnde azijnzuuranhydride een stof bestemd/geschikt voor het vervaardigen van heroïne, terwijl heroïne vermeld staa
top de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van
6 april2017 tot en met
30 mei2017 in Nederland meermalen, opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte,
- op 6 april 2017 ondertekende customer declarations betreffende het gebruik van "Acetic anhydride" (azijnzuuranhydride) toegestuurd naar [bedrijf 3] , terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde "Acetic anhydride" enkel en alleen gebruikt zou worden voor agrarische tuinbouw en terwijl op voornoemde geschriften een niet-bestaand "Registration number" (registratienummer) wordt vermeld;
en
- op 30 mei 2017 ondertekende eindgebruikersverklaringen van [bedrijf 1] betreffende het gebruik van azijnzuuranhydride, toegestuurd naar [bedrijf 1] , terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde azijnzuuranhydride enkel en alleen gebruikt zou worden voor het schoonhouden van leidingen in de tuinbouwgroenteproductie;
en
hij valselijk heeft opgemaakt een geschrift dat was bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, immers heeft hij, verdachte,
- op 30 mei 2017 een eindgebruikersverklaring betreffende het gebruik van azijnzuuranhydride van [bedrijf 1] ondertekend, terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde azijnzuuranhydride enkel en alleen voor het schoonhouden van leidingen in de tuinbouwgroenteproductie gebruikt zou.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op een uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2016:8985) waarin ter zake van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van amfetamine, een lagere straf is opgelegd dan geëist door de officier van justitie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot het vervaardigen van heroïne. Vanaf februari 2017 heeft hij bij verschillende leveranciers geprobeerd om azijnzuuranhydride te bestellen. Uiteindelijk heeft verdachte, na van enkele leveranciers nul op rekest te hebben gekregen, [bedrijf 1] bereid gevonden 3200 liter azijnzuuranhydride te leveren. Met behulp van deze stof is in een loods te Bergschenhoek, in één van de locaties van [bedrijf 2] ., heroïne geproduceerd. Uit het dossier blijkt dat met de geleverde hoeveelheid azijnzuuranhydride honderden kilo’s heroïne kon worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat in de periode juni tot augustus 2017 in ieder geval tientallen kilo’s heroïne zijn geproduceerd.
Na de inval in het heroïnelaboratorium in Bergschenhoek op 17 augustus 2017 heeft verdachte de maandelijkse bestelling van azijnzuuranhydride meer dan verdubbeld. Een deel van de gecontroleerde aflevering van azijnzuuranhydride die vervolgens heeft plaatsgevonden, is aangetroffen in de spuitcabine van een garage in Bleiswijk, waar alles in gereedheid was gebracht om heroïne te gaan produceren. Alleen door ingrijpen van de politie is dat voorkomen.
Productie van heroïne, zeker in georganiseerd verband, dient met kracht te worden bestreden. Het is algemeen bekend dat het gebruik van heroïne grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. De rechtbank constateert dat verdachte met verhalen over vervuilde leidingen en nieuwe vindingen leveranciers heeft geprobeerd over te halen tot levering van grote hoeveelheden azijnzuuranhydride en daar uiteindelijk ook in geslaagd is. Daarmee heeft hij de levering van azijnzuuranhydride aan [bedrijf 2] . een legaal tintje gegeven door als tussenpersoon gebruik te maken van zijn netwerk en door de naam en reputatie van zijn bedrijf in te zetten.
Verdachte heeft met zijn handelen ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan de productie van heroïne, omdat zonder azijnzuuranhydride geen morfine kan worden omgezet in heroïne. Verdachte heeft bij zijn (uiteindelijk geslaagde) pogingen om azijnzuuranhydride geleverd te krijgen ook valsheid in geschrift gepleegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 27 december 2018, waaruit blijkt dat hij eerder voor valsheid in geschrift met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf die de officier van justitie heeft gevorderd. Dat betekent dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorarrest heeft doorgebracht.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst met ingang van 23 november 2017. Anders dan bij een aantal medeverdachten is bij verdachte geen termijn voor beëindiging van de schorsing genoemd, wellicht omdat zijn rol destijds beperkter is ingeschat dan door de rechtbank thans is geoordeeld.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld wat de veroordeling voor het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te betekenen. Verdachte heeft immers in beginsel het recht zijn verdere berechting, bijvoorbeeld in het geval van een hoger beroep, in vrijheid af te wachten. De rechtbank is van oordeel dat van dat beginsel in het onderhavige geval moet worden afgeweken.
Uit dit vonnis blijkt immers dat verdachte zich over een langere periode en kennelijk uit financiële motieven heeft bezig gehouden met voorbereidingshandelingen voor de productie van heroïne, zelfs nadat hij eerder in aanraking is geweest met justitie. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit een zodanig recidivegevaar met zich dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die destijds tot schorsing hebben geleid, niet langer opwegen tegen de belangen van strafvordering.
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom verdachte zijn verdere berechting in vrijheid zou mogen afwachten, terwijl zijn medeverdachten niet in die situatie verkeren omdat de schorsing van hun voorlopige hechtenis automatisch bij einduitspraak eindigt. Verdachte heeft ook geen klemmende persoonlijke redenen aangevoerd waarom de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zou moeten voortduren, noch is van dergelijke omstandigheden gebleken.
De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang opheffen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2, eerste en tweede cumulatief /alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
een ander trachten te bewegen om daartoe middelen te verschaffen;
ten aanzien van feit 2, eerste en tweede cumulatief /alternatief:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
en
valsheid in geschrift;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. A.J. Japenga, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2019.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft het – tenzij anders vermeld – een verwijzing naar processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en), of naar deskundigenverslagen of andere bescheiden, zoals opgenomen in Dossier [onderzoeksnaam 1] 2016027800 (p. 1-2779), Dossier [onderzoeksnaam 2] 2017233333 (p. 1-1739) of Dossier [onderzoeksnaam 3] 2017104922 (p. 1-244)
2.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 25 en [onderzoeksnaam 1] , p. 2237
3.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
4.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
5.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 387 en 407
6.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
7.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 388 en 408.
8.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
9.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 408
10.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
11.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 388 en 408
12.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
13.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
14.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 389 en 408
15.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
16.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 389 en 408
17.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
18.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 389
19.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
20.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 390 en 408
21.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 32
22.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 553 e.v.
23.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 132 t/m 134
24.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 405 t/m 409
25.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 334
26.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 884 t/m 890
27.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 18
28.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 575-579
29.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 19
30.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2743-2760
31.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 386-405
32.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 388-389
33.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 856
34.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p 188, verdachtendossier [medeverdachte 3] , p. 34, 71 en 129, dossier [onderzoeksnaam 1] p. 2594, verdachtendossier [medeverdachte 5] , p. 020-021 en 230-232
35.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2236
36.Dossier [onderzoeksnaam 2] , p. 55 t/m 129
37.Dossier [onderzoeksnaam 1] p. 1275-1285, 1292-1298, 1487-1512
38.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 449-459
39.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2717-2760
40.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2731
41.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2732
42.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2733
43.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2734
44.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2736-2742
45.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2743
46.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2744
47.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2745-2749
48.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2750-2752
49.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2753-2754
50.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2755
51.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 2756-2758
52.Verdachtendossier [verdachte] , p. 61
53.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 594
54.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris d.d. 24 april 2018
55.Proces-verbaal verhoor van [naam 8] door de rechter-commissaris in strafzaken d.d. 14 februari 2018
56.Dossier [onderzoeksnaam 1] , p. 1136
57.Verdachtendossier [verdachte] , p. 82
58.Verdachtendossier [verdachte] , p. 58