3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Op 4 juli 2016 heeft mevrouw [jeugdzorgwerker] bij de William Schrikkerstichting, aangifte gedaan namens [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] . [jeugdzorgwerker] verklaarde daarbij onder meer dat aangeefster haar heeft verteld dat zij meerdere keren met de verdachte naar zijn huis was gegaan en dat bij die gelegenheden de verdachte seksuele handelingen bij haar had verricht. Tijdens een schooluitje op 24 mei 2016 zag een leerlinge aangeefster appen met een oudere man. Deze leerlinge heeft dat tegen haar eigen vader verteld, waarna die vader school heeft ingelicht.
Op 6 september 2016 is aangeefster [slachtoffer 1] gehoord in een kindvriendelijke studio. Zij heeft daar, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij ongeveer zeven keer met de verdachte mee naar zijn huis in Nieuwveen is gegaan, altijd op een vrijdagavond. Dat was om de week, en soms iedere week. De eerste drie keer gebeurde er niets, maar vanaf de vierde keer vonden er seksuele handelingen plaats. De verdachte zat dan met zijn handen en met zijn mond aan haar borsten en vagina. Hij ging met zijn vinger in haar vagina en dan bewoog hij die vinger op en neer. Ook vroeg hij [slachtoffer 1] of zij zijn penis wilde vastpakken. Zelf vond zij het niet fijn om dat te doen, maar de verdachte drong aan en [slachtoffer 1] was bang dat hij boos zou worden, zodat ze het toch maar deed. [slachtoffer 1] verklaarde ook dat zij met de verdachte appte. Zij had zijn telefoonnummer eerst gewoon onder de naam [bijnaam verdachte] opgeslagen, maar nadat de verdachte had gezegd dat mensen er eigenlijk niet achter mochten komen, heeft ze hem onder de naam [bijnaam verdachte] opgeslagen. Nadat een en ander aan het licht is gekomen, is [slachtoffer 1] niet meer bij de verdachte thuis geweest.
De moeder van aangeefster, mevrouw [moeder slachtoffer 1] , heeft bij de politie verklaard dat haar dochter vanaf april tot eind mei (de rechtbank begrijpt: 2016) een aantal keer bij de verdachte thuis bleef slapen.
De dochter van de verdachte heeft bij de politie verklaard dat haar vader haar verteld had dat hij en [slachtoffer 1] elkaar leuk vonden.
In het dossier bevindt zich een e-mail, verstuurd op 26 mei 2016, afkomstig van het [emailadres] , waarvan de verdacht heeft verklaard dat dit zijn emailadres is, en gericht aan het emailadres van aangeefster op haar middelbare school. De e-mail luidt:
Wat is er toch gebeurd mijn lieve meissie?
Vertel alles als he wilt, en voorlopig even zo contact of via Facebook als je dat nog wilt. Ik weet niet wat iedereen je verteld hebt maar zal niet zo fraai zijn geweest. Maar daar hebben wij het al over gehad over bergen die komen zouden. Ik hou van jou, en ik hoop jij ook nog van mij.
Liefs [bijnaam verdachte]”
Ook bevindt zich in het dossier een uitdraai van WhatsApp-berichtjes uit de telefoon van aangeefster in de periode van 22 mei 2016 tot en met 26 mei 2016. De conversatie gaat tussen enerzijds een contact met de naam “ [bijnaam slachtoffer 1] ” en anderzijds een contact met de naam “ [bijnaam verdachte] ”.
In de berichtjes wordt meerdere keren benoemd dat [bijnaam slachtoffer 1] en [bijnaam verdachte] graag bij elkaar willen zijn en in elkaars armen willen liggen. [bijnaam slachtoffer 1] noemt [bijnaam verdachte] onder meer een aantal keer
lieverden andersom gebruikt [bijnaam verdachte] onder meer de termen
lieverd,
schattebout,
mijn meissie,
schat, en
mijn lieve lieve roosje. Ze praten er over dat ze er samen wel zullen komen, wat andere mensen daar ook over zullen denken.
Op 24 mei 2016 tussen 21:29 en 21:37 uur vindt de volgende conversatie plaats (W= [bijnaam slachtoffer 1] en B= [bijnaam verdachte] ):
B: zzzzzzzzzzzzzzz
W: Jaja
B: Hihi
W: Doe dat vrijdag maar lekker bij mij in men armen
B: Ja lieverd zal ik doen ls jij dat wilt
W: Tuurlijk wil ik dat
W: Duuu
B: Ja lieverd
W: Hihi
W: Schat
B: Lieveling lekker bij jou in je armen mmmmmmm
W: Ja schat
W: En ik lekker bij jou als je dat wilt
B: Wat ga je dan nog meer doen
W: Mmmmm
B: Als ik bij jou in je armen lig
W: Hoe bedoel je nog meer doen?
B: Net hoe ik het vraag
W: In jou haartjes kroelen en jou armpjes stralen enz
B: Fijn hoor schat
W: Ja schat dat wel ja
B: Ja jij mag ook in mijn armen komen liggen
W: Oké vind ik heel fijn
W: Dat ga jij dan nog meer doen?
B: Niks
W: Jaja
W: Is ook de eerste keer dan
B: Ja lieverd eens moet de eerste keer zijn toch
W: Dat is waar
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij geen enkele herinnering meer heeft aan de periode waarop de tenlastelegging ziet. Hij kan zich echter niet voorstellen dat hij heeft gedaan wat hem wordt verweten, want zo is hij niet, aldus de verdachte.
Feit 1, het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, de verklaring van [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor betrouwbaar en is bovendien van oordeel dat deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarvoor is het volgende van belang.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie in een kindvriendelijke studio zeer uitgebreid en in alle rust verklaard over hoe de relatie tussen haar en de verdachte zich ontwikkelde en welke handelingen de verdachte precies bij haar verrichtte. De rechtbank ziet in die verklaring geen noemenswaardige afwijking van wat in het gespreksverslag van 26 mei 2016 staat (blz. 78), zij het dat [slachtoffer 1] in het studioverhoor - desgevraagd - veel specifieker ingaat op wat er gebeurd is. Voor wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] is ook van belang dat aangeefster niet uit eigen initiatief met haar verhaal naar buiten is gekomen, maar dat zij is ‘betrapt’. Pas daarna is zij gaan vertellen wat er aan de hand was. Niets in het dossier wijst erop dat zij daarbij aanleiding had om te liegen of zou zijn beïnvloed door anderen. Sterker nog, zij was op dat moment juist nog zeer op de verdachte gesteld, zo blijkt uit de WhatsApp-berichten van diezelfde week. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] , voorafgaand aan het studioverhoor meerdere keren met verschillende personen heeft gesproken over wat er tussen haar en de verdachte is gebeurd, maakt onder deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank dus niet dat haar verklaring niet voor het bewijs gebruikt zou kunnen worden.
Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer 1] op veel punten ondersteund wordt door de inhoud van andere bewijsmiddelen. Zo heeft de verdachte tegen zijn dochter verklaard dat hij en aangeefster elkaar leuk vonden. De moeder van aangeefster bevestigt voorts dat aangeefster meerdere keren bij de verdachte is blijven slapen. In voornoemde e-mail van 26 mei 2016 spreekt de verdachte bovendien zijn liefde voor aangeefster uit. Wat in dit verband bijzonder in het oog springt, is verder de inhoud van de WhatsApp-berichten. Gelet op het gegeven dat deze WhatsApp-gesprekken uit de telefoon van [slachtoffer 1] zijn veiliggesteld en zij het nummer van de verdachte had opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam verdachte] ’ gaat de rechtbank ervan uit dat deze gesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer 1] plaatsvonden. De verdachte heeft dit ook niet ontkend. Zij ‘praten’ op dinsdag 24 mei 2016 over wat ze die vrijdag zullen gaan doen. Als aangeefster op een zeker moment tegen de verdachte zegt dat het dan de
eerstekeer zal zijn dat hij niets
méérzal gaan doen als zij in zijn armen ligt, bevestigt de verdachte dat. Daaruit leidt de rechtbank af dat er eerder dus meerdere keren wel iets is gebeurd dat verder ging dan enkel het in de armen van de verdachte liggen. Dit past naadloos bij de verklaring die [slachtoffer 1] heeft afgelegd.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen bij [slachtoffer 1] heeft verricht.
Feiten 2 en 3, bewijsmiddelen:
Op 15 november 2016 heeft [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij heeft verklaard dat, toen zij ongeveer 10-11 jaar oud was, de verdachte een relatie kreeg met haar moeder. Toen zij 13 jaar was, is het gezin verhuisd naar een eengezinswoning en daarna begon de verdachte vage dingen tegen haar te zeggen, zoals dat zij al lekker was en lekkerder dan haar moeder. Ook ging hij vanaf dat moment aan haar zitten. Met zijn handen voelde hij aan en kneep hij in haar billen en borsten. Dat gebeurde meestal als zij met de verdachte op de bank zat tv te kijken. Toen zij bijna 16 jaar was, kwam hij haar ‘s avonds een keer instoppen. Zij had alleen een hemdje en een slipje aan. Hij ging toen met zijn hand onder de deken en tussen haar benen en probeerde in haar vagina te komen. Omdat zij haar lichaam aanspande, lukte hem dat niet. Zij zei steeds dat hij moest stoppen, maar hij ging gewoon door. Uiteindelijk ging hij naar beneden. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat haar moeder die avond niet thuis was en dat ze ongeveer een maand later aan haar moeder heeft verteld wat er gebeurd was. Haar moeder geloofde het niet en dacht dat ze haar relatie met de verdachte probeerde kapot te maken. De verdachte zou het op een zeker moment ook hebben toegegeven aan haar moeder, aldus [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft lange tijd niet naar de politie durven stappen, totdat zij vernam dat de verdachte was opgepakt. De betastingen vonden allemaal plaats in de woning in Sassenheim.
De moeder van [slachtoffer 2] , mevrouw [moeder slachtoffer 2] , heeft verklaard dat zij zelf nooit iets gemerkt heeft van misbruik. Wel herinnert zij zich dat de verdachte haar dochter een keer naar bed ging brengen toen zij 15 à 16 jaar oud was, wat zij vreemd vond. Zij deed toen net eindexamen. De volgende dag zei de verdachte tegen [moeder slachtoffer 2] dat hij had geprobeerd zelfmoord te plegen door een hele strip paracetamol te nemen. Hij vertelde dat hij zich schuldig voelde omdat er met [slachtoffer 2] iets was gebeurd. Hij zei dat hij op de bank misschien per ongeluk [slachtoffer 2] had aangeraakt. [moeder slachtoffer 2] heeft daarna zelf ook een gesprek gehad met [slachtoffer 2] . In dat gesprek heeft [slachtoffer 2] aan haar moeder verteld dat de verdachte aan haar had gezeten, maar ze wilde niet alles vertellen. De verdachte ontkende dit vervolgens. [moeder slachtoffer 2] geloofde de verdachte boven [slachtoffer 2] .
Een vriendin van [slachtoffer 2] , [vriendin slachtoffer 2] , heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer 2] een keer heel overstuur bij haar thuis kwam en dat ze vertelde dat haar moeder haar niet wilde geloven. Later heeft [slachtoffer 2] aan [vriendin slachtoffer 2] verklaard dat er iets met “ [bijnaam verdachte] ” (de rechtbank begrijpt: de verdachte) was op het seksuele vlak.
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft tijdens een verhoor bij de politie ontkend dat hij [slachtoffer 2] ooit met opzet heeft betast of andere seksuele handelingen bij haar heeft verricht. Ook heeft hij haar nog nooit naar bed gebracht of ingestopt. Hij ontkent bovendien dat hij tegen de moeder van [slachtoffer 2] heeft gezegd dat er iets tussen hem en aangeefster is gebeurd dat niet door de beugel zou kunnen. Bij de reclassering heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] wraak op hem wilde nemen. De moeder van [slachtoffer 2] heeft een keer actie ondernomen nadat [slachtoffer 2] op haar telefoon smerige dingen deed met jongens en [slachtoffer 2] zou de verdachte daarvan de schuld geven. De reclassering heeft echter ook gesproken met door de verdachte opgegeven referent (de “pleegmoeder” van de verdachte, J.V.). Zij heeft de reclassering verteld dat de verdachte tegen haar heeft gezegd dat [slachtoffer 2] een keer XTC had gebruikt en vervolgens in de douche was gevallen. Omdat de moeder van [slachtoffer 2] een hernia had, heeft de verdachte [slachtoffer 2] in bed gelegd. [slachtoffer 2] heeft de beschuldiging gedaan omdat de verdachte haar op haar gedrag en kleding had aangesproken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] hem valselijk heeft beschuldigd omdat hij erachter was gekomen dat er onder meer naaktfoto’s van vriendjes op haar telefoon stonden. Hij heeft haar daar op aangesproken en [slachtoffer 2] was daar boos over. De zelfmoordpoging waar de moeder van [slachtoffer 2] over heeft verklaard, was naar aanleiding van het incident waarbij [slachtoffer 2] onder invloed van XTC was en hij haar uit de douche had gehaald en in bed had gelegd. Hij vond dat dermate erg dat hij zelfmoord wilde plegen.
Feiten 2 en 3, het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, de verklaring van [slachtoffer 2] wel betrouwbaar en acht daarvoor het volgende van belang. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [moeder slachtoffer 2] en [vriendin slachtoffer 2] . Beiden verklaren dat [slachtoffer 2] hun heeft verteld dat er iets seksueels is gebeurd tussen de verdachte en [slachtoffer 2] . Ook geven beiden aan dat [moeder slachtoffer 2] [slachtoffer 2] in eerste instantie niet geloofde. [moeder slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] verklaren beiden bovendien over één specifiek incident toen [slachtoffer 2] 15 à 16 jaar oud was (volgens mevrouw [moeder slachtoffer 2] ), dan wel bijna 16 (in de woorden van [slachtoffer 2] ), waarbij de verdachte [slachtoffer 2] naar bed bracht. Volgens [slachtoffer 2] heeft de verdachte die avond geprobeerd seksueel bij haar binnen te dringen en kort daarna heeft de verdachte volgens [moeder slachtoffer 2] verklaard dat er iets tussen hem en haar dochter was gebeurd, als gevolg waarvan hij zelfmoord zou willen plegen.
Hoewel de verdediging er op heeft gewezen dat er ook verschillen bestaan tussen de verklaringen van [slachtoffer 2] en haar moeder, doen die verschillen naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] . Zo kan het tijdsverloop goed verklaren dat de herinneringen aan gebeurtenissen in 2012 (de periode rond de 16e verjaardag van aangeefster) tijdens de verhoren eind 2016 op details van elkaar verschillen. Het enige echte opmerkelijke verschil tussen de twee verklaringen betreft de avond van het naar bed brengen/instoppen door de verdachte. Volgens [slachtoffer 2] was haar moeder die avond niet thuis, volgens de verklaring van [moeder slachtoffer 2] was zij wel thuis. Dit verschil is - gelet op voornoemd tijdsverloop en het feit dat [slachtoffer 2] zich er niet bewust van kan zijn geweest dat haar moeder thuis was - niet van dien aard dat het - zoals de verdediging stelt - om twee verschillende incidenten moet gaan.
Ook het feit dat [slachtoffer 2] pas veel later, nadat zij hoorde van de hechtenis van de verdachte, aangifte heeft gedaan, maakt haar aangifte niet minder betrouwbaar. In zedenzaken is de drempel om aangifte te doen in het algemeen erg hoog. De slachtoffers zijn vaak bang voor de verdachte en zien er tegenop om de herinneringen te moeten ophalen en dat met derden te moeten delen. Daarbij komt in deze zaak dat als [slachtoffer 2] een valse aangifte heeft gedaan, enkel om de verdachte een hak te zetten (zoals de verdachte stelt), de rechtbank niet inziet waarom zij dat dan niet veel eerder heeft gedaan, ofwel al tijdens de relatie van de verdachte met haar moeder, ofwel vlak nadat die relatie eindigde. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het tijdstip van aangifte de betrouwbaarheid daarvan in dit geval niet verzwakt, maar juist versterkt.
De rechtbank neemt verder nog in aanmerking dat de verdachte zelf op verschillende momenten verschillende verklaringen heeft gegeven over wat er tussen hem en [slachtoffer 2] is gebeurd. Wat daarbij met name opvalt is dat hij bij de politie heeft ontkend dat hij [slachtoffer 2] ooit naar bed heeft gebracht of heeft ingestopt, terwijl zowel [slachtoffer 2] als haar moeder verklaren dat dit wel is gebeurd. Ter terechtzitting heeft de verdachte alsnog verklaard dat hij [slachtoffer 2] een keer naar bed geeft gebracht. Sterker nog, dat betrof volgens de verdachte juist de keer dat [slachtoffer 2] XTC had gebruikt en dat was de aanleiding voor hem om een zelfmoordpoging te doen. Volgens hem kon [moeder slachtoffer 2] [slachtoffer 2] niet naar bed brengen vanwege haar hernia. Echter, [moeder slachtoffer 2] heeft over een dergelijk incident in het geheel niets verklaard. Zij verklaarde het, gelet op de leeftijd van haar dochter, juist vreemd te vinden dat de verdachte [slachtoffer 2] naar bed wilde brengen. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig acht en als onaannemelijk terzijde stelt.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte op enig moment in 2013 heeft geprobeerd seksueel binnen te dringen bij [slachtoffer 2] , zoals onder feit 3 ten laste gelegd.
Voor wat betreft feit 2, overweegt de rechtbank dat ook ten aanzien daarvan, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, zij geen reden heeft om te twijfelen aan de aangifte van [slachtoffer 2] . De verwijten van [slachtoffer 2] in dit verband passen in het geheel van de verwijten die in deze zaak aan de verdachte zijn gemaakt en zijn bewezen. Daarbij komt dat de verdachte volgens [moeder slachtoffer 2] tegen haar heeft gezegd, na het moment van zijn zelfmoordpoging, dat er iets tussen hem en [slachtoffer 2] was gebeurd en dat hij haar op de bank misschien per ongeluk had aangeraakt. Juist op de bank vond het betasten zo vaak plaats, aldus [slachtoffer 2] in haar aangifte.
De rechtbank overweegt voorts dat de verdachte al kort na aanvang van zijn relatie met [moeder slachtoffer 2] bij het gezin in huis kwam woning. De verdachte was ruim vier jaar lang de stiefvader in het gezin en voerde samen met [moeder slachtoffer 2] ook feitelijk het gezag uit over de kinderen. Daarmee bestaat voor de rechtbank ook geen twijfel, en zoals ook door de officier van justitie betoogd, dat [slachtoffer 2] ten tijde van de verweten gedragingen aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank acht, kortom, ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.