In deze bodemzaak, uitgesproken op 5 juni 2019 door de Rechtbank Den Haag, betreft het een onteigening ten behoeve van het bedrijvenschap Harnaschpolder. De eiseres, het Bedrijvenschap Harnaschpolder, heeft een onteigeningsvonnis verkregen op 28 maart 2018, waarbij een perceel grasland is onteigend. De rechtbank heeft de procedure behandeld in een meervoudige kamer en de partijen zijn vertegenwoordigd door hun advocaten. De rechtbank heeft de deskundigenrapporten in overweging genomen, waarin de schadeloosstelling voor de gedaagde is vastgesteld op € 40.950,00. De gedaagde heeft betoogd dat de geldende bestemming van het perceel bij de waardering moet worden geëlimineerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de huidige bestemming te negeren. De deskundigen hebben de waarde van het onteigende perceel vastgesteld op basis van vergelijkingsmethoden en de rechtbank heeft deze waardering gevolgd. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat er mogelijk sprake is van planschade en heeft besloten aanvullend advies in te winnen over dit onderwerp. De beslissing over de schadeloosstelling en bijkomende schade is aangehouden in afwachting van dit advies.