ECLI:NL:RBDHA:2019:15145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
C/09/568495/KG ZA 19-160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van onroerende zaak en verwijdering van inschrijvingen vennootschappen

In deze zaak heeft eiseres, Obe-One Vastgoed B.V., een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die niet ter zitting is verschenen. De vordering betreft de ontruiming van een onroerende zaak, een bunker, en de verwijdering van inschrijvingen van vennootschappen van de gedaagde op het adres van de onroerende zaak. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde behoorlijk is opgeroepen, maar niet is verschenen, waardoor verstek is verleend.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht. Eiseres kreeg een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis om aan de veroordelingen te voldoen. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 2.500 per dag voor het niet nakomen van de veroordelingen, met een maximum van € 50.000. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.353,83, inclusief advocaatkosten en griffierecht.

Het vonnis is op 21 maart 2019 uitgesproken door de voorzieningenrechter en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde is veroordeeld om de onroerende zaak binnen zeven dagen te verlaten en de inschrijvingen van de vennootschappen bij de Kamer van Koophandel te verwijderen. Het vonnis wijst ook af wat meer of anders is gevorderd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/568495 / KG ZA 19-160
Vonnis in kort geding van 21 maart 2019
in de zaak van
Obe-One Vastgoed B.V.te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. J.R. van Manen te Gorinchem,
tegen:
[gedaagde]te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

./. 1.1. Eiseres heeft de dagvaarding doen uitbrengen overeenkomstig de aangehechte kopie en heeft ter zitting van 19 maart 2019 bij de daarin opgenomen eis volhard.
1.2.
Gedaagde is behoorlijk opgeroepen tegen die terechtzitting, maar hij is daar niet verschenen. Tegen gedaagde is verstek verleend.

2.De beoordeling van het geschil

2.1.
De vordering komt de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voor en wordt daarom – op de wijze zoals hierna vermeld – toegewezen. Daarbij zal aan eiser een termijn van zeven dagen na de betekening van dit vonnis worden verleend om aan de hierna te noemen veroordelingen te voldoen, welke termijn in de gegeven omstandigheden als redelijk moet worden aangemerkt.
2.2.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde om de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [adres], binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis onder afgifte van de sleutels met al de zijnen te verlaten, met medeneming van alle aan hem toebehorende roerende zaken en verbiedt gedaagde de onroerende zaak na de ontruiming opnieuw te betreden en te gebruiken;
3.2.
veroordeelt gedaagde de inschrijvingen van de onder punt 3 van de dagvaarding genoemde vennootschappen op het adres [adres] bij de Kamer van Koophandel binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis te verwijderen dan wel ongedaan te maken;
3.3.
bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 2.500,-- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat hij de hiervoor genoemde veroordelingen niet nakomt, zulks met een maximum van € 50.000,--;
3.4.
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiseres begroot op € 1.353,83, waarvan € 633,-- aan salaris advocaat, € 639,-- aan griffierecht en € 81,83 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2019.
hf