ECLI:NL:RBDHA:2019:1481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
NL19.1197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaanse staatsburger wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser, geboren in 1993, had op 26 januari 2018 een asielaanvraag ingediend, nadat hij Nederland eerder had verlaten na een afgewezen asielaanvraag in 2016. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, onder verwijzing naar artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 februari 2019, waarbij de eiser en de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij opnieuw is aangesloten bij de Niger Delta Avengers (NDA) en dat hij vreest voor vervolging. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de eiser over zijn betrokkenheid bij de NDA en de omstandigheden waaronder hij deze organisatie heeft verlaten ongeloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de eiser in eerdere procedures al had aangegeven te vrezen voor de NDA, maar nu stelt dat hij zich opnieuw bij deze organisatie heeft aangesloten. Dit wordt als inconsistent beschouwd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser onvoldoende concrete informatie heeft gegeven over zijn terugkeer naar Nigeria en de omstandigheden waaronder hij zou worden gezocht door de autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van de eiser terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.1197

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer [V-nummer ] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. F. Gieskes).

ProcesverloopBij besluit van 13 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e en g, van de Vw.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.1198, plaatsgevonden op 12 februari 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1993 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 26 januari 2018 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft eerder, op 1 september 2016, een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 15 september 2016 afgewezen als kennelijk ongegrond waarbij aan eiser ook een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 oktober 2016 (NL16.2513) ongegrond verklaard. Eiser heeft Nederland op 28 november 2016 verlaten. Het door eiser ingediende hoger beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 25 januari 2017 kennelijk ongegrond verklaard.
3. Bij de onderhavige aanvraag stelt eiser dat hij, nadat hij Nederland had verlaten in 2016, in Nigeria twee keer is veroordeeld omdat hij een verstekeling was op een schip. Ook heeft eiser verklaard dat hij zich opnieuw heeft aangesloten bij de NDA (Niger Delta Avengers), echter deze keer bij een andere (deel)groep. Eiser heeft verklaard wapens te dragen en te hebben geschoten op militairen en bewakers van oliepijpleidingen. Eiser is vervolgens gestopt bij de NDA en hij is teruggekeerd naar Lagos. Daar heeft eiser telefonisch van zijn zus te horen gekregen dat zijn vader is komen te overlijden. Eiser is afgereisd naar de plaats van de begrafenis. Op de dag voor de begrafenis is eiser gearriveerd en vervolgens is hij ontvoerd door een andere groepering van de NDA. Eiser is daarbij in zijn voet geschoten, maar hij heeft de ontvoerder kunnen bedreigen met zijn eigen wapen. Ook heeft eiser één ontvoerder neergeschoten. Nadien is eiser teruggekeerd naar Lagos en heeft hij van een vriend te horen gekregen dat hij in de krant heeft gestaan en dat hij hierom wordt gezocht. Op dat moment heeft eiser besloten per schip Nigeria te verlaten. Dit was op 6 januari 2018.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • nationaliteit en identiteit;
  • veroordeeld door de rechtbank;
  • aangesloten bij Niger Delta Avengers (NDA) in 2017 en de hierdoor ontstane vrees bij eiser;
  • ontvoering en ontsnapping bij begrafenis vader.
Verweerder acht eisers nationaliteit en identiteit geloofwaardig, alsmede dat hij is veroordeeld door de rechtbank omdat hij zich als verstekeling op een schip bevond. De overige relevante elementen acht verweerder ongeloofwaardig.
5. Eiser stelt zich, kort samengevat en zakelijk weergegeven, op het standpunt dat verweerder niet zorgvuldig dan wel voldoende is ingegaan op eisers naar voren gebrachte argumenten in de zienswijze. Ook stelt eiser zich op het standpunt het bestreden besluit op meerdere punten onvoldoende is gemotiveerd.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
6.1
Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat het opmerkelijk is dat hij zich opnieuw zou hebben aangesloten bij de NDA, nadat hij in de vorige procedure juist naar voren heeft gebracht dat hij vreesde voor de NDA en voor de Nigeriaanse overheid. Door zich nu opnieuw aan te sluiten bij de NDA, zou hij immers weer het risico op vervolging lopen. Eisers enkele stelling dat hij zich weer heeft aangesloten bij de NDA omdat hij na terugkomst in Nigeria uit Nederland geen werk had, dat hij om die reden olie ging aftappen en dat hij zich daarom weer bij de NDA moest aansluiten is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De rechtbank overweegt daarbij dat eiser geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat er geen enkel ander werk voorhanden was. De rechtbank neemt bij het oordeel voorts in aanmerking dat eisers betrokkenheid bij en zijn vrees voor de NDA in de vorige asielprocedure ook ongeloofwaardig zijn bevonden.
6.2
Daarnaast is de rechtbank met verweerder eens dat eiser summier en vaag heeft verklaard over hoe hij opnieuw aansluiting vond bij de NDA in 2017 en in welk tijdvak dit was. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat hierover tijdens het nader gehoor op 24 augustus 2018 aan eiser meerdere vragen zijn gesteld, maar dat hij hier geen duidelijke antwoorden op kan geven. Van eiser mocht dit wel verwacht worden. Uit het dossier blijkt ook dat eiser tijdens het nader gehoor niet kan aangeven, ook niet bij benadering, in welke periode hij zich weer heeft aangesloten bij de NDA. Dit heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen, nu uit het nader gehoor blijkt dat eiser wel kan noemen dat hij in augustus 2017 nog in Zuid-Afrika was en dat hij in januari 2018 zijn land van herkomst weer verlaten heeft. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat van eiser, ondanks zijn referentiekader, verwacht mocht worden dat hij kon aangeven wanneer hij zich weer bij de NDA had aangesloten. Dat verweerder dit, naar eisers stelling, zelf uit het asielrelaas had kunnen afleiden is onvoldoende. Eiser moet hierover zelf duidelijk kunnen verklaren.
Verder is de rechtbank met verweerder eens dat eiser in algemeenheden blijft steken wanneer hem gevraagd wordt naar de route naar het NDA-kamp waar eiser ongeveer vier maanden heeft verbleven. Van eiser mocht verwacht worden dat hij hier concreter en vollediger over kon verklaren. Eisers stelling in de beroepsgronden, dat het laatste stuk van de reis over het water is en er verder geen dorpen meer zijn, volgt de rechtbank niet, nu dit niet is af te leiden uit het rapport van het nader gehoor.
Reeds gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser zich wederom heeft aangesloten bij de NDA en dat hij in dit verband voor deze organisatie heeft te vrezen.
6.3
Met betrekking tot eisers stelling dat hij bij terugkeer wordt gezocht door de Nigeriaanse autoriteiten, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat dit niet aannemelijk is nu eiser reeds twee keer heeft moeten verschijnen voor de rechtbank in Nigeria en hij twee keer een straf opgelegd heeft gekregen die hij uitgevoerd heeft. Uit die procedures is niet af te leiden dat de autoriteiten van Nigeria naar hem op zoek waren voor deelname aan de NDA.
6.4
Nu eisers deelname aan de NDA in deze procedure reeds niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht, behoeft het gestelde ten aanzien van het overlijden en de begrafenis van eisers vader en de ontvoering die daaraan voorafgaand zou hebben plaatsgevonden geen bespreking, nu dit samenhangt met eisers relaas over zijn vrees voor de NDA.
7. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.