ECLI:NL:RBDHA:2019:148
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag op grond van eerdere ongeloofwaardige bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit, een opvolgende asielaanvraag indiende. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de eerdere asielaanvraag van eiser, die in 2016 was ingediend, als ongegrond was beoordeeld. Eiser had in zijn tweede aanvraag gesteld dat hij een verdieping in zijn christelijke geloof had ervaren, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet overtuigend had aangetoond dat zijn bekering tot het christendom geloofwaardig was. De rechtbank overwoog dat eiser onvoldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die zijn bekering konden onderbouwen. Eiser had eerder verklaard dat hij bedreigd was door een hoge militair en dat hij zich in Nederland had bekeerd, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van eiser niet voldoende waren om de eerdere afwijzing van zijn asielaanvraag te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiser en de bijgevoegde documenten niet konden dienen als nieuwe feiten die een ander licht op de zaak zouden werpen. Eiser voerde ook aan dat het opgelegde inreisverbod in strijd was met artikel 8 van het EVRM, omdat hij alleen in Nederland gezinsleven met zijn dochter kon uitoefenen. De rechtbank oordeelde dat deze beoordeling in een andere procedure over een reguliere verblijfsvergunning moest plaatsvinden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag.