ECLI:NL:RBDHA:2019:14786
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opschorting tenuitvoerlegging voorgenomen euthanasie van in beslag genomen honden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], eigenaar van twee Staffordshire Terriërs, de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) heeft aangeklaagd. De honden waren op 1 augustus 2019 in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar het niet voldoende zorg dragen voor een gevaarlijk dier. Het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht heeft gedragstests uitgevoerd en geconcludeerd dat de honden niet (her)plaatsbaar zijn en dat euthanasie de enige optie is. De officier van justitie heeft vervolgens een machtiging tot vernietiging van de honden afgegeven, wat heeft geleid tot de vordering van [eiser] om de tenuitvoerlegging van deze euthanasie op te schorten.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie in redelijkheid tot het verlenen van de machtiging heeft kunnen komen, gezien de risico's die de honden voor de maatschappij vormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de honden niet geschikt zijn voor opslag en dat de kosten van bewaring niet in verhouding staan tot de waarde van de honden. De vordering van [eiser] om de euthanasie op te schorten is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de officier van justitie in dergelijke zaken en de noodzaak om de veiligheid van de maatschappij voorop te stellen.