ECLI:NL:RBDHA:2019:14684
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek en voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoekster om uitstel van vertrek. Verzoekster, een Nigeriaanse vrouw, had op 14 januari 2019 verzocht om uitstel van vertrek op basis van haar medische situatie. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat verzoekster haar identiteit en nationaliteit niet had aangetoond met een geldig paspoort. Verzoekster had echter een recent verlopen paspoort overgelegd en een kopie van een geldig paspoort dat was afgegeven door de Nigeriaanse ambassade in Den Haag.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had verlangd dat verzoekster een geldig paspoort overlegt om haar identiteit en nationaliteit aan te tonen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar besloot dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand konden blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg in Nigeria feitelijk niet toegankelijk was. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te schorsen.
De voorzieningenrechter veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster, die werden vastgesteld op € 1.536,-, en droeg de staatssecretaris op het griffierecht van € 348,- aan verzoekster te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.