In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Turkse nationaliteit, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had eerder beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 19 september 2018. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 22 mei 2019, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen. Echter, verweerder heeft opnieuw niet tijdig beslist, wat aanleiding gaf voor het huidige beroep.
De rechtbank overweegt dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken en dat een nieuwe ingebrekestelling niet vereist is. Het beroep is kennelijk gegrond, en de rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om een langere termijn te geven voor het nemen van een besluit af, omdat dit geen concrete duidelijkheid biedt aan eiser. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 256,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten door verzet binnen zes weken na bekendmaking.