ECLI:NL:RBDHA:2019:14662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
AWB 19/202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod wegens gebrek aan contact met gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een zwaar inreisverbod van tien jaar tegen een Albanese eiser. De eiser, geboren in 1972, had op 8 januari 2019 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 11 december 2018 was genomen. Dit besluit hield in dat de eiser Nederland moest verlaten en dat hem een inreisverbod werd opgelegd. Tijdens de zitting op 7 november 2019 is de eiser niet verschenen, noch zijn gemachtigde, mr. C.L.J.M. Wilhelmus, die eerder had aangegeven geen contact meer te hebben met de eiser. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of de eiser nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Gezien het gebrek aan communicatie tussen eiser en zijn gemachtigde, en het feit dat beide partijen niet op de zitting aanwezig waren, concludeerde de rechtbank dat de eiser kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder in te gaan op de inhoudelijke gronden van het bestreden besluit. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/202

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,
geboren op [geboortedatum] 1972,
van Albanese nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.L.J.M. Wilhelmus),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M.J. Kaspers).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Dit besluit omvat tevens een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 8 januari 2019 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2019. Eiser is niet verschenen. De gemachtigde van eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is van Albanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1972. Hij is naar eigen zeggen vanuit Luxemburg op 26 februari 2018 Nederland binnengekomen. Eiser heeft ten tijde van belang in Luxemburg een verblijfsvergunning als vluchteling, geldig tot 1 juli 2019.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit tegen eiser een terugkeerbesluit en een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar uitgevaardigd. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
3. De rechtbank ziet zich eerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
4. Bij brief van 31 oktober 2019 heeft de gemachtigde van eiser aan de rechtbank bericht dat hij geen contact meer heeft met eiser.
5. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1612 en 1620), is de rechtbank met betrekking tot het terugkeerbesluit en het zwaar inreisverbod van oordeel dat uit de inhoud van de onder 4. vermelde brief moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het door hem tegen het terugkeerbesluit en het zwaar inreisverbod ingestelde rechtsmiddel. Hiervoor is van belang dat eiser na het instellen van beroep geen contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden. Eiser en zijn gemachtigde zijn ook niet op zitting verschenen.
6. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit en de daartegen gerichte beroepsgronden.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. S. Dijkstra, leden in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.