ECLI:NL:RBDHA:2019:14662
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod wegens gebrek aan contact met gemachtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een zwaar inreisverbod van tien jaar tegen een Albanese eiser. De eiser, geboren in 1972, had op 8 januari 2019 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 11 december 2018 was genomen. Dit besluit hield in dat de eiser Nederland moest verlaten en dat hem een inreisverbod werd opgelegd. Tijdens de zitting op 7 november 2019 is de eiser niet verschenen, noch zijn gemachtigde, mr. C.L.J.M. Wilhelmus, die eerder had aangegeven geen contact meer te hebben met de eiser. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of de eiser nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Gezien het gebrek aan communicatie tussen eiser en zijn gemachtigde, en het feit dat beide partijen niet op de zitting aanwezig waren, concludeerde de rechtbank dat de eiser kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder in te gaan op de inhoudelijke gronden van het bestreden besluit. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.