Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2019 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend aan eiser op basis van tijdelijke humanitaire gronden. De intrekking vond plaats naar aanleiding van een sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie (OM), dat besloot geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar de aangifte van eiser van mensenhandel, omdat de feiten zich in Italië hadden afgespeeld en de betrokkenen geen Nederlandse nationaliteit bezaten. Eiser heeft tegen deze intrekking bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser niet kon onderbouwen dat de Slachtofferrichtlijn te laat of onjuist was omgezet in het nationale recht, waardoor hij zich niet rechtstreeks op deze richtlijn kon beroepen. De rechtbank oordeelde dat de richtlijn geen betrekking heeft op het verblijfsrecht van slachtoffers van strafbare feiten en dat verweerder in redelijkheid de intrekking van de verblijfsvergunning heeft gehandhaafd. Eiser had ook geen recht op een belangenafweging, omdat de intrekking van de verblijfsvergunning in overeenstemming was met het geldende beleid.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder verblijfsvergunningen kunnen worden ingetrokken, vooral in gevallen waar de betrokkenheid van slachtoffers van mensenhandel aan de orde is, en de rol van de Slachtofferrichtlijn in dit proces.