ECLI:NL:RBDHA:2019:14617
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer in de vorm van seksueel getinte opmerkingen op de werkvloer
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer, die als supermarktmanager werkzaam was. De werkgever heeft het verzoek ingediend op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die zich schuldig heeft gemaakt aan het maken van onaanvaardbaar seksueel getinte opmerkingen en handelingen op de werkvloer jegens medewerkers. De werknemer, die ook lid was van de vertrouwenscommissie, heeft deze opmerkingen gedaan in een professionele setting, wat door meerdere medewerkers als ongepast en onplezierig werd ervaren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever voldoende bewijs heeft geleverd van de ongepaste gedragingen van de werknemer, waaronder het regelmatig stellen van seksueel getinte vragen aan collega's. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer, gezien zijn functie en verantwoordelijkheden, niet alleen de grenzen van professioneel gedrag heeft overschreden, maar ook de veilige werkomgeving voor zijn collega's heeft geschaad. Hierdoor was er sprake van een verstoorde arbeidsrelatie, wat een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst opleverde.
De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 februari 2020. De kantonrechter heeft daarnaast geoordeeld dat de werknemer geen recht heeft op een volledige transitievergoeding, maar heeft besloten om 25% van de transitievergoeding toe te kennen, gezien het langdurige dienstverband van 23 jaar. De kantonrechter heeft ook het verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. Tot slot heeft de kantonrechter bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.