In deze zaak heeft de werknemer, die op 25 juni 2018 in dienst trad bij de werkgever, een verzoek ingediend om de werkgever te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting. De arbeidsovereenkomst eindigde van rechtswege op 24 juni 2019, maar de werkgever heeft de werknemer pas op 14 juni 2019 geïnformeerd dat de overeenkomst niet werd verlengd. De werknemer stelt dat de werkgever hem tijdig had moeten informeren, zoals vereist door artikel 7:668 lid 1 BW, en vordert een vergoeding van € 959,76 bruto, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De werkgever heeft verweer gevoerd en een tegenverzoek ingediend, waarin zij de werknemer aansprakelijk stelt voor schade aan een bedrijfsauto die hij heeft ingeleverd. De werkgever stelt dat de werknemer opzettelijk schade heeft veroorzaakt door stickers met een schuurspons te verwijderen en de auto vervuild in te leveren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de werkgever niet tijdig aan de aanzegverplichting heeft voldaan, maar dat de werknemer op de hoogte was van het niet voortzetten van het dienstverband. Daarom werd het verzoek van de werknemer afgewezen.
Ten aanzien van het tegenverzoek heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werknemer aansprakelijk is voor de schade aan de bedrijfsauto, omdat hij opzettelijk schade heeft veroorzaakt. De kantonrechter heeft de werknemer veroordeeld tot betaling van € 2.347,00 aan de werkgever, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de werkgever toegewezen. De beschikking is gegeven door kantonrechter mr. L.C. Heuveling van Beek op 7 november 2019.