Uitspraak
- C/09/566225 en FA RK 19-120 (echtscheiding)
- C/09/570518 en FA RK 19-2133 (eenvoudige gemeenschappen en verrekenbeding)
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 7 januari 2019 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X] ,
Procedure
- het verzoekschrift met bijlagen (prod. 1 t/m 29), waaronder het formulier verdelen en verrekenen, van de man;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift, met bijlagen (prod. 1 t/m 5), van de vrouw, ingekomen op 19 maart 2019;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek, met bijlagen (prod. 30 t/m 33), van de man, ingekomen op 17 april 2019;
- het bericht van 17 april 2019 met bijlagen (het formulier verdelen en verrekenen en prod. 6 t/m 9) van de vrouw;
- het bericht van 30 september 2019 met bijlagen (prod. 10 t/m 43), van de vrouw;
- het bericht van 1 oktober 2019, tevens gewijzigd verzoekschrift, met bijlagen (prod. 34 t/m 47), van de man.
Feiten
- De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum huwelijk] 1998 te [plaats huwelijk] .
- Zij zijn de ouders van de volgende (jong-meerderjarige en minderjarige) kinderen:
- [naam jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats] ;
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats] ;
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats] .
- De man en de vrouw oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- De kinderen verblijven bij de vrouw.
- De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De man en de vrouw zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.
Verzoek en verweer
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 286,- per kind per maand;
- primair: geen vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw;
subsidiair: vaststelling van een, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan partneralimentatie, zoals de rechtbank juist acht, tot 1 november 2022, dan wel tot de datum die de rechtbank juist acht; - vaststelling van de wijze van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen conform punt V van het petitum van het verzoekschrift.
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van een kinderalimentatie van € 556,- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- bepaling dat de vrouw behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage van de man in haar levensonderhoud van € 3.703,- bruto per maand, zodat de man dient bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 3.703,- bruto per maand, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, dan wel een nader door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag overeenkomstig de draagkracht van de man;
- voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor de duur van zes maanden met ingang van de datum van ontbinding van het huwelijk;
- vaststelling van de wijze van verrekening van de huwelijkse voorwaarden en de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap, overeenkomstig het door de vrouw uiteengezette standpunt,
Beoordeling
€ 6.000 per maand. Volgens de vrouw bedroeg het netto gezinsinkomen iets meer dan
€ 9.000 netto per maand. Nog daargelaten op welk bedrag exact het gezinsinkomen zou moeten worden vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat bij een gezinsinkomen gelegen boven de € 6.000,- niet automatisch volstaan kan worden met de vaststelling dat in de tabelbedragen alle normale, in de desbetreffende inkomenscategorie redelijkerwijs te maken kosten van de kinderen zijn begrepen (zie ook HR 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3479). Het is echter wel aan de vrouw om, bij betwisting door de man, die door haar gestelde hogere behoefte te onderbouwen en te bewijzen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de man is de rechtbank van oordeel dat de vrouw hierin onvoldoende is geslaagd. Hierbij betrekt de rechtbank het gegeven dat de vrouw alleen normale kosten – zoals die van voeding, kleding, sport en ontspanning – heeft opgevoerd en geen kosten die zo uitzonderlijk zijn dat zij niet begrepen kunnen zijn in de standaardbedragen voor de kosten van de kinderen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om bij het bepalen van de forfaitaire behoefte aan kinderalimentatie af te wijken van de uitgangspunten zoals deze zijn neergelegd in de tabel 2018 eigen aandeel kosten van kinderen en de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen (Tremarapport).
gerealiseerdewinst over de jaren 2013-2018 (zie pagina 3 van het rapport van de registeraccountant):
€ 3.281,- per maand. De rechtbank zal, in lijn met het rapport van 2019, de draagkracht vaststellen aan de hand van de formule. Dit resulteert in een draagkracht van afgerond
€ 943,- per maand in 2019.
€ 3.500,- netto per maand gelet op haar arbeidsverleden, haar opleiding en het inkomen dat zij in het verleden heeft gehad. In 2013 had de vrouw een inkomen van € 3.350,- netto per maand. De vrouw heeft geen verklaring gegeven voor de forse daling van haar inkomen ten opzichte van 2012-2014.
- [voornaam jong-meerderjarige] : [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2]
- [voornaam minderjarige 1] : [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4]
- [voornaam minderjarige 2] : [rekeningnummer 5] en [rekeningnummer 6]
- dat de man en de vrouw ieder voor de helft de kosten van de verkoopmakelaar en de overige kosten van de verkoop en levering moeten dragen;
- dat de hypothecaire geldlening bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de echtelijke woning;
- dat de netto-verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen en betalen.
- het saldo bij de SNS-bank met rekeningnummer [rekeningnummer 7] zal worden aangewend ter voldoening van de hypotheekrente van de hypothecaire geldlening verbonden aan de echtelijke woning [adres echtelijke woning] te ( [postcode] ) [plaats echtelijke woning] tot 1 juni of 1 juli 2020 zoals hiervoor vermeld;
- de SNS-rekeningen (nummers [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 8] ) zullen, na de levering van de woning aan een derde, worden opgeheven, waarbij partijen de saldi op de rekeningen bij helfte zullen delen.
Beslissing
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats] ;
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats] ,
- stelt de wijze van verdeling van de goederen die partijen in gemeenschappelijke eigendom hebben als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
- bepaalt in het kader van de verdeling van de echtelijke woning het volgende:
- de woning aan de [adres echtelijke woning] te ( [postcode] ) [plaats echtelijke woning] zal worden verkocht, waarvoor de man en de vrouw de verkoopmakelaar [naam verkoopmakelaar] zullen inschakelen;
- de levering van de woning aan een derde zal niet eerder plaatsvinden dan op 1 juni 2020 of op 1 juli 2020 (conform de overwegingen in deze beschikking);
- de man en de vrouw moeten ieder voor de helft de kosten van de verkoopmakelaar en de overige kosten van de verkoop en levering dragen;
- de hypothecaire geldlening zal bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de echtelijke woning;
- de netto-verkoopopbrengst of de restschuld zal door de man en de vrouw bij helfte worden verdeeld of gedragen;
- bepaalt dat partijen de saldi van de gezamenlijke rekeningen bij de SNS bank, rekeningnummers [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 8] , zullen verdelen op het moment dat de echtelijke woning is geleverd aan een derde in die zin dat de saldi op die rekeningen dan bij helfte zullen worden verdeeld;