Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat, nu in het besluit tot ongewenstverklaring niet is aangegeven voor welke periode deze is opgelegd, en nu de ongewenstverklaring vóór de implementatie van richtlijn 2008/115/EG (de Terugkeerrichtlijn) is opgelegd, deze is aan te merken als een inreisverbod voor onbepaalde tijd waarvan de gevolgen in beginsel niet langer mogen worden gehandhaafd dan vijf jaar nadat de vreemdeling het grondgebied van de Europese Unie (EU) heeft verlaten. Dit, tenzij die vreemdeling een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Voor de beoordeling van de opheffing van de ongewenstverklaring moet daarom aansluiting worden gezocht bij artikel 6.5b Vb, niet bij artikel 6.6 Vb, zoals verweerder in het bestreden besluit doet. In het besluit tot ongewenstverklaring van 25 oktober 2007 is niet overwogen dat eiser een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, waardoor moet worden uitgegaan van een inreisverbod voor de duur van vijf jaar.