ECLI:NL:RBDHA:2019:14422
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Bidoon uit Koeweit wegens ongeloofwaardige detentieclaims en gebrek aan vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Bidoon uit Koeweit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser, geboren in 1997 en staatloos, stelde dat hij tot de Bidoon-gemeenschap behoort en dat hij discriminatie en detentie heeft ondervonden vanwege zijn betrokkenheid bij demonstraties voor de rechten van de Bidoon. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de detentieclaims van eiser niet geloofwaardig achtte, omdat deze niet strookten met algemene informatie over de vervolging van Bidoon in Koeweit. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Koeweit een reëel risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank overwoog dat eiser niet als vluchteling kan worden aangemerkt en dat zijn asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.