ECLI:NL:RBDHA:2019:14385
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1995, had samen met haar partner op 27 juni 2019 een aanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 28 november 2019 werd duidelijk dat eiseres op 21 augustus 2019 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met haar gemachtigde. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep, gezien haar vertrek zonder kennisgeving aan de autoriteiten. De gemachtigde van eiseres heeft verklaard dat hij geen contact meer heeft met haar en niet weet waar zij zich bevindt.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien eiseres geen contact meer heeft met haar gemachtigde en niet heeft laten weten waar zij verblijft, concludeert de rechtbank dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Kleijn en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.