ECLI:NL:RBDHA:2019:14303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
AWB 18/9692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitstel van vertrek op basis van medisch advies in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres, een Ghanese nationaliteit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin het verzoek om uitstel van vertrek om medische redenen is afgewezen. Eiseres heeft eerder een verblijfsvergunning gehad, maar haar aanvragen voor verlenging zijn afgewezen. De staatssecretaris heeft op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) besloten dat eiseres in staat is om te reizen en dat de noodzakelijke medische behandeling in Ghana beschikbaar is. Eiseres heeft echter betoogd dat de medicatie die zij nodig heeft niet beschikbaar is in Ghana en dat het BMA-advies niet voldoende onderbouwd is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het BMA-advies inzichtelijk is gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de juistheid of volledigheid ervan te twijfelen. De rechtbank oordeelt dat het aan eiseres is om concrete informatie te verstrekken die haar stelling onderbouwt dat de noodzakelijke behandeling in Ghana niet toegankelijk is. Aangezien eiseres niet is verschenen op de zitting en haar argumenten niet voldoende heeft onderbouwd, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan op 5 december 2019 en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/9692
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,
(gemachtigde: mr. P. Celikkal),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 6 december 2018 over het niet verlenen van uitstel van vertrek (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn op 10 oktober 2019 schriftelijk uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het beroep op 31 oktober 2019. De secretaresse van de gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank op 30 oktober 2019 telefonisch bericht dat eiseres en haar gemachtigde niet zullen verschijnen, maar dat eiseres er geen bezwaar tegen heeft dat de zaak wordt afgedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2019. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Ghanese nationaliteit. Zij is van 17 april 2009 tot 16 april 2011 in het bezit geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Aanvragen om een verder verblijfsrecht zijn afgewezen. Eiseres heeft de verplichting om Nederland te verlaten. Aanvragen van eiseres van 14 januari 2013 en 5 oktober 2016 om uitstel van vertrek om medische redenen zijn niet ingewilligd. Op 8 maart 2017 heeft eiseres opnieuw gevraagd om uitstel van vertrek om medische redenen. Verweerder heeft eiseres naar aanleiding van deze aanvraag voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in afwachting van de beslissing op de aanvraag. Bij besluit van 8 maart 2018 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 30 oktober 2018 (AWB 18/2086) een tegen dit besluit gericht verzoek om voorlopige voorziening van eiseres afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres hiertegen ongegrond verklaard.
2. Verweerder heeft de weigering om uitstel van vertrek te verlenen gebaseerd op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 7 februari 2018. Uit dit advies volgt dat eiseres in staat is om te reizen en dat zij kan terugkeren naar Ghana. Weliswaar heeft eiseres medische behandeling nodig en wordt bij het uitblijven van die behandeling een medische noodsituatie verwacht, maar de voor eiseres noodzakelijke medische behandeling is in Ghana voorhanden.
3. Eiseres stelt dat verweerder het advies van het BMA niet zonder nadere motivering aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Zij heeft daarbij aangevoerd dat de voor haar noodzakelijke medicatie niet beschikbaar is in Ghana. Er kan volgens haar niet zonder meer van uit worden gegaan dat de door het BMA genoemde alternatieve medicijnen geschikt zijn. Verder blijkt uit het BMA-advies niet of er in Ghana al dan niet langdurige onderbrekingen voorkomen in de medicijnvoorraden. Het BMA heeft niet nagevraagd of er voldoende medische behandelmogelijkheden bestaan voor alle inwoners van Ghana. De in het BMA-advies gebruikte informatie van anonieme vertrouwensartsen is niet te controleren. Uit die informatie blijkt niet dat de toegankelijkheid tot de behandeling en medicatie wordt gegarandeerd. Het is op grond van het arrest Paposhvili [1] aan verweerder om na te gaan of eiseres daadwerkelijk toegang heeft tot de noodzakelijke zorg. Eiseres stelt dat zij de noodzakelijke behandeling niet zal kunnen betalen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
5. Uit het advies van het BMA van 7 februari 2018 blijkt dat eiseres medische klachten heeft waarvoor zij moet worden behandeld. De medisch adviseur verwacht dat een medische noodsituatie op korte termijn zal optreden indien de behandeling van een aantal van deze klachten wordt gestaakt. Op grond van de beschikbare landeninformatie over Ghana concludeert hij dat de voor eiseres noodzakelijke medische behandeling in Ghana aanwezig is.
6. Het BMA mag bij zijn beoordeling van de in het buitenland beschikbare medische behandeling uitgaan van de informatie van vertrouwensartsen [2] . De identiteit van deze artsen hoeft niet bekend te worden gemaakt [3] . Bij de vaststelling dat noodzakelijke medicatie in een alternatieve variant beschikbaar is, hoeft de arts van het BMA niet te onderzoeken of een alternatief middel in het geval van de vreemdeling ook daadwerkelijk effectief zal zijn [4] . Het is vervolgens aan eiseres om met concrete informatie te onderbouwen dat de voor haar noodzakelijke behandeling ontbreekt. Eiseres heeft haar stelling in dit verband echter niet onderbouwd. De enkele omstandigheid dat het advies van het BMA niets vermeldt over het al dan niet bestaan van onderbrekingen in de medicijnvoorraad is geen reden om aan de algemene beschikbaarheid van de medicatie te twijfelen.
7. Verweerder dient weliswaar te onderzoeken of de noodzakelijke medische behandeling in Ghana voor eiseres feitelijk toegankelijk is, maar het is daarbij aan eiseres om de twijfel aan die feitelijke toegankelijkheid aannemelijk te maken [5] . Dit geldt ook voor de stelling van eiseres dat zij de noodzakelijke medische behandeling niet zal kunnen betalen. Het (aanvullende) beroepschrift bevat echter geen concrete onderbouwing op deze punten.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het BMA-advies inzichtelijk gemotiveerd. Niet is gebleken van twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies of aan de wijze van de totstandkoming van het advies, zodat verweerder van het advies mocht uitgaan.
9. Verweerder heeft terecht geen reden gezien om aan eiseres uitstel van vertrek te verlenen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens 13 december 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28 september 2017, ECLI:NLRVS:2017:2629
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 6 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ7866
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 1 mei 2017, ECLI:NLRVS:2017:1167
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28 september 2017, ECLI:NLRVS:2017:2629