ECLI:NL:RBDHA:2019:14133
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan eiser door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en werd opgelegd op 25 oktober 2019. Eiser betoogde dat hij geen rechtmatig verblijf meer had na de afwijzing van zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond, en dat de maatregel van bewaring niet kon worden verlengd. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 7 november 2019, maar dat de situatie daarna was veranderd. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke grondslagen voor de inbewaringstelling niet meer van toepassing waren, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser waren vastgesteld door een T&O-akkoord met de Albanese autoriteiten op 11 december 2019. De rechtbank oordeelde dat de bewaring vanaf dat moment niet langer noodzakelijk was en dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en een schadevergoeding van € 1.120,- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.024,-, te betalen door de Staat der Nederlanden.