ECLI:NL:RBDHA:2019:13996
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Poolse vreemdeling op basis van actuele bedreiging voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Poolse vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had zijn verblijfsrecht in Nederland verloren en was ongewenst verklaard op basis van een ISD-maatregel die hem was opgelegd vanwege strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de vreemdeling een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde. De vreemdeling had een geschiedenis van strafbare feiten en was meerdere keren veroordeeld, wat leidde tot de ISD-maatregel. De rechtbank overwoog dat de vreemdeling onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een positieve gedragsverandering en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet in de weg stonden aan de beëindiging van zijn verblijfsrecht. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de ongewenstverklaring terecht had gehandhaafd. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan vreemdelingen worden gesteld die in Nederland verblijven en de mogelijkheid van ongewenstverklaring bij ernstige bedreigingen voor de samenleving.