ECLI:NL:RBDHA:2019:11164
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Poolse staatsburger op basis van bedreiging voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij de eiser, een Poolse staatsburger, zijn verblijfsrecht in Nederland betwistte. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 juli 2018 besloten om het verblijfsrecht van de eiser te beëindigen en hem ongewenst te verklaren, omdat hij volgens de staatssecretaris een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 31 oktober 2018. Eiser stelde dat hij geen bedreiging vormde, omdat zijn veroordelingen enkel betrekking hadden op vermogensdelicten en hij al tien jaar in Nederland verbleef.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser een bedreiging vormde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom eiser een actuele en ernstige bedreiging vormde, onder verwijzing naar de achttien onherroepelijke veroordelingen van eiser voor verschillende misdrijven. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat hij niet gehoord had moeten worden, omdat de ingediende bezwaren reeds in het primaire besluit waren weerlegd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris.