ECLI:NL:RBDHA:2019:13984
Rechtbank Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om verlof voor conservatoir beslag door dochter op nalatenschap van langstlevende ouder
In deze zaak heeft de dochter van de erflaatster, die op 14 februari 2014 is overleden, een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag om verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag op onroerende zaken die toebehoren aan haar langstlevende ouder, de vader. De dochter stelt dat zij en haar broer en zussen testamentair erfgenamen zijn van hun moeder, maar dat de vader, als langstlevende, over de nalatenschap beschikt op een manier die hun erfdeel in gevaar kan brengen. De dochter vreest dat haar erfdeel zal vervliegen als de vader komt te overlijden, vooral gezien zijn plannen om te hertrouwen en zijn uitgaven aan zijn zoon. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wetgever bij het erfrecht als uitgangspunt heeft genomen dat het ongestoord voortleven van de langstlevende echtgenoot centraal staat. Hierdoor is er geen ruimte voor een belangenafweging die het belang van de dochter boven dat van de vader plaatst. De voorzieningenrechter concludeert dat niet summierlijk is gebleken van de deugdelijkheid van het door de dochter ingeroepen recht en wijst het verzoek af. De beschikking is gegeven op 30 augustus 2019 door mr. G.P. van Ham.