ECLI:NL:RBDHA:2019:13692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
nl19.21838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van biseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Beninse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris de biseksuele geaardheid van eiser terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij voldoende gedetailleerd heeft verklaard over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij in zijn thuisland heeft ondervonden. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en de betekenis daarvan in zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in zijn beoordeling terecht heeft gewezen op de summiere verklaringen van eiser over zijn relaties en zijn kennis van de situatie van LHBTI'ers in Benin en Nederland. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft nagelaten om de gebeurtenissen in Benin op 3 april 2017 te beoordelen, omdat dit niet relevant was voor de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.21838
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopBij besluit van 22 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Dupont. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Beninse nationaliteit en geboren op [geboortedatum]
2. Eiser stelt biseksueel te zijn. Vanaf zijn veertiende levensjaar voelde hij zich aangetrokken tot mannen. Op zestienjarige leeftijd was voor het hem duidelijk dat hij homoseksueel was. Zijn gevoelens voor mannen heeft hij voor zichzelf gehouden tot zijn
twintigste levensjaar. Op die leeftijd kreeg eiser zijn eerste relatie met een man. Om zijn homoseksuele geaardheid te verbergen is eiser ook een relatie met een vrouw aangegaan. Na een jaar kreeg eiser toch seksuele gevoelens voor haar. Hij realiseerde zich toen biseksueel te zijn.
Eiser heeft zijn land van herkomst verlaten nadat hij problemen had ondervonden van de zijde van zijn familie vanwege toegedichte homoseksuele geaardheid.
3. De nationaliteit, identiteit, herkomst, biseksuele gerichtheid van eiser en de daaruit voortgekomen problemen zijn volgens verweerder de relevante elementen van het asielrelaas.
De nationaliteit, identiteit en herkomst zijn volgens verweerder geloofwaardig.
De verklaringen van eiser omtrent zijn biseksuele geaardheid en de problemen die daaruit zijn voortgekomen zijn daarentegen niet geloofwaardig. De asielaanvraag is daarom afgewezen als ongegrond.
4. Eiser voert in de gronden van beroep onder meer aan dat hij over nagenoeg alle thema’s uit de toepasselijke Werkinstructie 2018/9 (hierna: WI 2018/9) naar vermogen en voldoende gedetailleerd heeft verklaard. Verweerder heeft niet nader onderbouwd waarom zijn verklaringen niet voldoende zijn. Eiser stelt dat van hem niet meer verwacht kan worden. Volgens eiser hebben vooroordelen en stereotyperingen aan de zijde van verweerder een te grote rol gespeeld bij de beoordeling van zijn verklaringen. Er is teveel nadruk gelegd op sterke gevoelens en diepe emoties bij het aangaan van relaties en het verborgen houden van gevoelens en relaties. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de WI 2018/9 door het proces van zelfacceptatie en bewustwording te accentueren.
Verder stelt eiser dat verweerder zijn verklaringen over de problemen in Benin die tot zijn vertrek hebben geleid ten onrechte niet heeft beoordeeld.
Bij de beoordeling is ten onrechte geen rekening gehouden met eisers culturele achtergrond, zijn gebrekkige opleidingsniveau en zijn laaggeschoolde werk. Eiser verwijst in dat kader onder andere naar de brief van COC Nederland van 9 juli 2019 gericht aan verweerder en een rapport van het Danish Institute for Human Rights.
Eiser verzoekt de rechtbank om de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) met kenmerk 201808112/1 en 201900455/1 af te wachten. In die zaken is de wijze waarop de culturele achtergrond van een vreemdeling een rol speelt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid (ook van de gestelde seksuele geaardheid) aan de orde gekomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Eiser stelt dat verweerder bij de beoordeling geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden zoals bijvoorbeeld zijn culturele achtergrond en opleidingsniveau.
Voorzover eiser daarmee WI 2018/9 bekritiseert oordeelt de rechtbank als volgt. In de uitspraak van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) heeft de Afdeling ten aanzien van de hieraan voorafgaande WI 2015/9 geoordeeld dat verweerder aan de hand van die onderzoeksmethode op een zorgvuldige manier onderzoek doet naar een gestelde seksuele geaardheid en dat verweerder met die WI voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de antwoorden op vragen over een seksuele geaardheid worden beoordeeld.
Naar aanleiding van de kritiek van belangenorganisaties is verweerder bij brief van 4 juli 2018 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer ingegaan op de vraag hoe de beoordeling van de geloofwaardigheid van LHBTI-asielzoekers verder kan worden verbeterd. De nadruk zal niet meer liggen op het bewustwordingsproces en de wijze van zelfacceptatie. Benadrukt wordt het belang van het stellen van open vragen en het stellen van vragen over persoonlijke ervaringen en betekenisgeving. Het gaat er daarbij om dat de asielzoeker zoveel mogelijk een authentiek verhaal vertelt. De vreemdeling moet in staat worden gesteld om op zijn eigen niveau uitleg te geven. Daarbij wordt ook nu al rekening gehouden met het referentiekader (opleidingsniveau, cultuur, etc.) van de asielzoeker. Verder zullen alle thema’s uit de werkinstructie door verweerder in onderlinge samenhang worden betrokken, zonder dat onevenredig gewicht wordt gehecht aan één aspect van het verhaal van de vreemdeling. Deze wijzigingen zijn opgenomen in WI 2018/9. Omdat in deze nieuwe WI geen sprake is van een wezenlijk ander beoordelingskader dan die in WI 2015/9, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om dit beoordelingskader in de WI 2018/9 niet deugdelijk te achten.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om eisers verzoek, om de uitspraak van de Afdeling in de eerdergenoemde zaken af te wachten, te honoreren.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de biseksuele geaardheid van eiser aan de hand van voornoemd toetsingsmodel niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Zo heeft verweerder in het voornemen onder het kopje ‘privéleven’ in voldoende mate toegelicht waarom de verklaringen van eiser over het moment dat hij ontdekte gevoelens te hebben voor mannen tot en met het latere moment waarop hij zichzelf accepteerde als homoseksueel, ondanks doorvragen en ondanks het feit dat ook nog aanvullend is gehoord, summier blijven. Van belang is dat verweerder de vindplaats van de vragen en reactie van eiser daarop nauwkeurig door het vermelden van de pagina’s van de gehoren heeft aangeduid.
Van eiser mag in redelijkheid worden verwacht dat hij zijn verklaringen nader concretiseert en meer inzichtelijk maakt wat het allemaal voor hem heeft betekend. Dat hij aangeeft wat het betekent om te ontdekken dat hij gevoelens heeft voor een of meer personen van hetzelfde geslacht en over hoe hij in de periode daarna daarmee vervolgens persoonlijk is omgegaan in een omgeving die dit niet accepteert. Omdat eiser vanwege zijn gestelde geaardheid bescherming vraagt in Nederland kan worden verlangd dat hij in zijn eigen bewoordingen meer vertelt dan hij heeft gedaan. Het is niet per definitie een stereotypering of vooroordeel zoals verweerder terecht opmerkt in het bestreden besluit.
7. Ook met betrekking tot de gestelde relatie met Rosaline en de verklaring dat hij daardoor op enig moment besefte dat hij biseksueel is, heeft verweerder eiser terecht het verwijt gemaakt dat hij hierover summier, vaag en algemeen heeft verklaard. Ook ten aanzien van dit onderdeel van het relaas heeft verweerder, door te verwijzen naar de vragen en verklaringen van de desbetreffende pagina’s van de gehoren, voldoende gemotiveerd waarom dit standpunt is ingenomen. Verweerder kon van eiser verwachten concreter te verklaren nu deze relatie volgens eiser vier jaar heeft geduurd.
8. Vervolgens heeft verweerder naar aanleiding van eisers verklaringen over zijn relaties met diverse mannen in Benin en Nederland terecht het standpunt gehandhaafd dat het relaas ongeloofwaardig is.
De verklaring van eiser dat de seksuele handelingen met zijn eerste geliefde, [naam 2] , plaatsvonden in het huis van zijn oom waar eiser een eigen kamer had, is gelet op de risico’s die dat met zich meebracht, terecht in twijfel getrokken.
Ook de summiere wijze waarop eiser heeft verklaard over zijn relatie met [naam 3] en de wijze waarop eiser het contact met hem heeft verbroken, heeft verweerder bij de beoordeling mee kunnen laten wegen. Van belang hierbij is dat deze relatie gedeeltelijk samenviel met de relatie die hij onderhield met [naam 4] en dat eiser dit voor haar verborgen wilde houden.
Verder draagt het feit dat eiser niet veel weet te vertellen over het privéleven van [naam 5] , een man die hij in Nederland heeft ontmoet en met wie hij van plan was te trouwen, niet bij aan de geloofwaardigheid. De ondertekende verklaring van [naam 5] van 6 mei 2019, waarin deze verklaart dat hij een relatie heeft gehad met eiser, doet hieraan niet af.
9. Bij het voorgaande heeft verweerder het feit dat eiser niet veel kennis heeft van de situatie van LHBTI’ers in Benin en in Nederland terecht meegewogen. Eiser heeft immers Nederland uitgekozen om hem bescherming vanwege zijn (gestelde) geaardheid te verlenen. Van hem mag dan worden verwacht dat hij hierover meer had kunnen verklaren.
10 Eiser voert tot slot dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om de gebeurtenissen op 3 april 2017 in Benin te beoordelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit onder verwijzing naar het voorgaande oordeel over de ongeloofwaardigheid achterwege kunnen laten.
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra-Hoekstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.