ECLI:NL:RBDHA:2019:13618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
C/09/583763 / KG RK 19-1564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in procedure over snelheidsovertreding

Op 16 december 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. De verzoeker had een pro forma beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de officier van justitie, die zijn beroep tegen een opgelegde sanctie wegens een snelheidsovertreding ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 17 oktober 2019 vroeg de kantonrechter aan de verzoeker naar de gronden van zijn beroep, waarop de verzoeker om aanhouding vroeg om deze gronden in te dienen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, wat de verzoeker als een onjuiste procedurele beslissing beschouwde en als grond voor wraking aanvoerde.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was door de afwijzing van zijn verzoek om aanhouding. De wrakingskamer benadrukte echter dat een procedurele beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, omdat wraking geen verkapt rechtsmiddel is. De verzoeker had niet de concrete omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/67
zaak- /rekestnummer: C/09/583763 / KG RK 19-1564
Beslissing van 16 december 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.M.F. Holtrop,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
de officier van justitie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 17 oktober 2019, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 28 november 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen.
De rechter heeft laten weten niet op de zitting aanwezig te zullen zijn.
De belanghebbende is niet op de zitting verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 7887818 MB VERZ 19-1439 tussen verzoeker en de officier van justitie.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 17 oktober 2019, zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling door de wrakingskamer, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Aan hem is een sanctie opgelegd wegens een snelheidsovertreding die is gemaakt met een auto waarvan hij op dat moment de kentekenhouder was. Verzoeker heeft daartegen beroep ingesteld, welk beroep door de officier van justitie ongegrond of niet-ontvankelijk is verklaard. Tegen die beslissing heeft verzoeker een pro forma beroepschrift (een beroepschrift zonder beroepsgronden) ingediend. De administratie van de rechtbank heeft verzoeker niet gevraagd de beroepsgronden aan te voeren, maar heeft verzoeker wel een uitnodiging gestuurd voor een behandeling van het beroepschrift op 17 oktober 2019. Toen de kantonrechter hem ter zitting vroeg naar de gronden van het beroep, heeft verzoeker gevraagd om een aanhouding om hem zodoende in de gelegenheid te stellen de gronden van het beroep in te dienen. De kantonrechter heeft dit verzoek niet gehonoreerd, terwijl zij daartoe op grond van de Algemene wet bestuursrecht wel gehouden was.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat zij volgens hem een onjuiste procedurele beslissing heeft genomen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, dat is gebaseerd op de (procedurele) beslissing om de behandeling van de zaak niet aan te houden, niet toewijsbaar is.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de officier van justitie;
• de kantonrechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. Y.J. Wijnnobel-Van Erp, R. Cats en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt en in openbaar uitgesproken op
16 december 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.