ECLI:NL:RBDHA:2019:13565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
NL19.25642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting die op 28 november 2019 plaatsvond. De gemachtigde van verweerder heeft tijdens de zitting gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Dit werd bevestigd door het feit dat eiser op 24 oktober 2019 zijn woonruimte heeft verlaten en op 4 november 2019 een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend.

De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, daarmee aangeeft geen prijs meer te stellen op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Gezien de omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.25642

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Janssen-Polet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 18 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL19.25643, plaatsgevonden op 28 november 2019. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft kort voorafgaand aan de zitting en ter zitting stukken overgelegd.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden teneinde een reactie aan de gemachtigde van eiser te vragen op de door verweerder overgelegde stukken. Van de gemachtigde van eiser is op 28 november 2019 een reactie ontvangen. Het onderzoek is daarna met toestemming van partijen zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Gebleken is dat hij op 24 oktober 2019 zijn woonruimte heeft verlaten en op 4 november 2019 een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd meegedeeld dat zij voor het laatst contact met eiser heeft gehad voordat hij uit de opvang vertrok.
2. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 januari 2014 [1] , geeft een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde daarmee te kennen dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
3. Nu eiser de opvang zelfstandig heeft verlaten, eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting zijn verschenen, uit het bericht van zijn gemachtigde niet blijkt dat zij nog contact met hem heeft gehad na het instellen van het beroep en gelet op het feit dat eiser asiel heeft aangevraagd in Duitsland, concludeert de rechtbank dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
4. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.