ECLI:NL:RBDHA:2019:13404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
NL18.22166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Cubaanse lesbische vrouw afgewezen; onvoldoende bewijs voor vervolging bij terugkeer naar Cuba

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Cubaanse vrouw, die lesbisch is en lid van de organisatie Cuba Decide. De vrouw had eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Cuba te vrezen had voor vervolging. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken en de algemene situatie van LHBTI-rechten in Cuba, waaruit blijkt dat LHBTI niet systematisch worden vervolgd. De vrouw had in haar asielaanvraag gesteld dat zij vanwege haar seksuele geaardheid en haar politieke activisme in Nederland vreest voor vervolging in Cuba. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele lidmaatschap van Cuba Decide, in combinatie met haar seksuele geaardheid, niet voldoende was om aan te nemen dat zij bij terugkeer in gevaar zou komen. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat zij in de negatieve belangstelling van de Cubaanse autoriteiten staat en dat haar persoonlijke omstandigheden niet wezenlijk anders zijn dan die van andere Cubanen. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.22166

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Houben).

ProcesverloopBij besluit van 24 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Vissers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft Cubaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1956.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is. Sinds haar twaalfde levensjaar heeft eiseres gemerkt dat zij zich aangetrokken voelt tot vrouwen. Eiseres heeft op haar vijftiende geaccepteerd dat zij op vrouwen valt. Onder druk van haar familie is eiseres toch met een man getrouwd. Eiseres heeft twee kinderen gekregen. Sinds 2008 heeft eiseres een relatie gehad met [A] , totdat [A] is overleden. Eiseres heeft haar geaardheid in Cuba altijd geheim gehouden voor haar familie en de maatschappij. Eiseres vreest de reactie van haar familie en de maatschappij als zij uit de kast komt.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres eerder bij besluit van 1 februari 2018 afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat de homoseksuele geaardheid van eiseres niet geloofwaardig werd geacht.
4. Bij uitspraak van 28 mei 2018 (NL18.2758) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het tegen dit besluit door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Volgens de rechtbank is de termijn van de AA-procedure overschreden en is in het nader gehoor onvoldoende doorgevraagd op de ervaringen van eiseres in haar jeugdjaren in relatie tot haar seksuele geaardheid.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres opnieuw als ongegrond afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. De verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid heeft verweerder ditmaal wel geloofwaardig geacht. De algemene situatie van LHBTI in Cuba en de persoonlijke situatie van eiseres bieden volgens verweerder echter geen grond om aan te nemen dat eiseres gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarbij heeft verweerder onder meer gewezen op een nader onderzoek dat in december 2017 in Havana door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is uitgevoerd en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2168).
6. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting nader toegelicht dat eiseres vanwege haar politieke activisme in combinatie met haar seksuele geaardheid bij terugkeer naar Cuba vreest voor vervolging of een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Bij brief van 26 augustus 2019 en 5 september 2019 heeft eiseres naar voren gebracht dat zij lid is geworden van Cuba Decide en voor die beweging actief is geworden in Nederland. Eiseres stelt dat zij door haar activisme in Nederland is gaan behoren tot de groep van Cubanen die bij terugkeer naar Cuba te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. Eiseres verwijst ter onderbouwing naar ‘The Guardian, Cuba is driving dissidents off island with threats of violence and jail, report finds, 19 juni 2019’ en ‘Human Rights Watch, World report 2019, Cuba’. Verder doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel. In vergelijkbare zaken zijn de verzoeken van activisten door verweerder wel ingewilligd.
Verder stelt eiseres dat het primaire besluit van verweerder gebaseerd is op een onderzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat niet bijgevoegd is. Eiseres heeft hierdoor in de zienswijze niet op de inhoud van het rapport kunnen reageren. Ook heeft verweerder het risico dat LHBTI’ers in Cuba lopen miskend. Eiseres heeft ter onderbouwing van dit standpunt in haar zienswijze verwezen naar het internetbericht: “Cubano deportado de Holanda, esta a la espera de decisiones de las autoridades cubanas’ van 2 oktober 2018.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Op 4 juli 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak gedaan over de positie van LHBTI in Cuba (zie onder meer ECLI:NL:RVS:2018:2168). Uit de in die zaak overgelegde stukken blijkt dat in Cuba LHBTI niet systematisch worden vervolgd en ook niet als groep het risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM (zie r.o. 2.3-2.5 van deze uitspraak). Cuba heeft in de afgelopen jaren vooruitgang geboekt waar het gaat om het beschermen van de rechten van LHBTI en het aannemen van wetgeving die de LHBTI moet beschermen tegen discriminatie. CENESEX, een organisatie die opkomt voor de rechten van de LHBTI in Cuba, probeert het proces van emancipatie van LHBTI verder te brengen. Uit de stukken blijkt ook dat de LHBTI niet altijd door de maatschappij worden geaccepteerd en als minderheid in het land een makkelijk doelwit zijn om slachtoffer te worden van intolerantie, discriminatie, misbruik en geweld. Uit de landeninformatie volgt verder dat er ook excessen zijn, maar niet dat die structureel voorkomen. De Cubaanse autoriteiten kennen LHBTI rechten toe, voor zover deze ook aan andere Cubanen worden toegekend. Uit de stukken leidt de Afdeling niet af dat in Cuba de autoriteiten de wet ‘potentieel gevaar’ of andere strafwetgeving inzetten om LHBTI aan te pakken en hen te bestraffen om de enkele reden dat zij een andere seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit hebben. Deze wetgeving is op elke Cubaan van toepassing en uit de stukken blijkt niet dat de autoriteiten deze op een discriminerende manier op LHBTI toepassen. Uit de stukken blijkt verder dat de politie aandacht heeft voor personen die aanwezig zijn op homo-ontmoetingsplekken. Aan het aanhouden van personen op deze plaatsen liggen vaak redenen van openbare orde ten grondslag, omdat deze bekend staan om criminaliteit, zoals prostitutie. Voor LHBTI is in het algemeen bescherming mogelijk bij problemen met de politie, al dan niet daarbij gesteund door CENESEX.
7.2
Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij op grond van haar persoonlijke feiten en omstandigheden die verband houden met haar seksuele geaardheid is vervolgd of behandeld in strijd met artikel 3 van het EVRM, dan wel dat daarvan sprake zal zijn bij terugkeer. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres hierin niet is geslaagd. Eiseres heeft niet geconcretiseerd waarom zij zou moeten vrezen voor de maatschappij en de Cubaanse autoriteiten. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres nooit verstoken is geweest van onderwijs, medische zorg en onderdak. Ook het door eiseres overgelegde internetartikel bevat geen concrete en overtuigende informatie dat eiseres in de negatieve belangstelling staat van de Cubaanse autoriteiten. Verder heeft eiseres op geen enkele wijze geconcretiseerd waarom zij vrees heeft voor haar familie en tot welke gevolgen die zou leiden. Eiseres heeft verklaard dat de grootste tegenstanders haar ouders waren, maar die zijn inmiddels overleden. Ook heeft eiseres verklaard dat zij bij terugkeer mogelijk bij haar zoon kan wonen.
7.3
Niet staat ter discussie dat eiseres in Nederland lid is geworden van Cuba Decide. Verweerder heeft zich echter niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het enkele lidmaatschap, ook in combinatie met het feit dat eiseres lesbisch is, onvoldoende is om aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft hierbij terecht gesteld dat niet gebleken is dat eiseres een actieve of belangrijke positie inneemt binnen Cuba Decide. Ook is door eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar lidmaatschap van Cuba Decide in de negatieve belangstelling staat van de Cubaanse autoriteiten. Niet gebleken is dat eiseres zich negatief heeft uitgelaten over het Cubaanse regime via (social) media.
De stelling van eiseres dat zij vreedzaam voor de Cubaanse ambassade heeft gedemonstreerd leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft met de overgelegde foto’s niet aannemelijk gemaakt dat het om een demonstratie van Cuba Decide gaat.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, omdat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat de vreemdelingen in de door eiseres in beroep aangehaalde zaken, anders dan eiseres, een belangrijke rol binnen de beweging aannamen en zich via social media negatief hadden uitgelaten over het Cubaanse regime.
7.4
Verder is de rechtbank van oordeel dat de beperking door verweerder van de kennisneming van het onderzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van december 2017 gerechtvaardigd is. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat het een vertrouwelijke, niet-openbare bron betreft. Met het overleggen van het gehele onderzoek aan eiseres zouden de onderzoeksmogelijkheden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden gefrustreerd en zal gevaarzetting voor het onderzoek uitgaan. Verweerder heeft daarom terecht een overzicht van vragen die aan het Ministerie van Buitenslandse Zaken zijn gesteld en de antwoorden die het Ministerie daarop heeft gegeven overgelegd. De rechtbank acht deze overwegingen van verweerder niet onredelijk.
De rechtbank is voorts van oordeel dat eiseres niet in haar belangen is geschaad, omdat dit deel van het onderzoek pas bij het bestreden besluit is overgelegd. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van het onderzoek en daarop inhoudelijk te reageren. Verder is van belang dat de conclusie van verweerder dat eiseres bij terugkeer geen schending van artikel 3 van het EVRM loopt niet enkel gebaseerd is op het onderzoek van het Ministerie van Buitenlandse zaken, maar ook op voornoemde afdelingsjurisprudentie.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.