ECLI:NL:RBDHA:2019:13400
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdheid in bestuursrechtelijke aansprakelijkstelling
Op 10 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 9 juli 2019, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van de opposant. Dit beroep was ingesteld tegen een brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 13 maart 2018, waarin de aansprakelijkstelling van de Staat der Nederlanden werd behandeld. De opposant stelde dat deze brief een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de rechtbank ten onrechte onbevoegd was verklaard.
Tijdens de zitting op 3 december 2019 was de opposant niet aanwezig, noch de Minister voor Rechtsbescherming. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de brief van 13 maart 2018 geen besluit is zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, en dat de rechtbank dus niet bevoegd was om het beroep te behandelen. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant, die stelde dat de brief een beschikking was en dat er andere bestuursorganen betrokken waren, niet overtuigend geacht.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat een reactie op een privaatrechtelijke aansprakelijkstelling geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Het verzet van de opposant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.