1.2Op 4 mei 2018 heeft eiseres een zelfstandige asielaanvraag ingediend. Daaraan legt zij ten grondslag dat zij problemen in Eritrea heeft ondervonden omdat haar man de dienstplicht heeft geweigerd en in december 2008 op illegale wijze het land heeft verlaten. Eiseres is toentertijd gearresteerd en op garantstelling vrijgekomen. Zij heeft toen een boete van 50.000 nafka betaald. Vervolgens is dochter [A] in december 2015 eveneens het land illegaal uitgereisd. Nadien is eiseres meerdere malen opgeroepen door de autoriteiten. Bij het kantoor van de lokale administratie werd haar verteld dat haar dochter [B] gestopt was met school (terwijl dat niet het geval was) en dat zij (opnieuw) een boete van 50.000 Nafka moest betalen wegens de illegale uitreis van haar dochter [A] . Daarnaast is haar verboden om op het land van haar schoonmoeder te werken. Eiseres vreesde te worden gearresteerd nu zij deze boete niet heeft betaald en was bang dat haar dochter naar de militaire dienst zou worden gestuurd. Vervolgens is eiseres in november 2016 Eritrea ontvlucht samen met haar dochters [B] en haar zoon [C] . Eiseres wil in Nederland herenigd worden met haar man, die een asielstatus in Zweden heeft gekregen.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar aanvraag is gebaseerd op feiten en omstandigheden die grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel vormen. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst;
- oproepen van de autoriteiten als gevolg van de illegale uitreis van de echtgenoot en dochter;
- de illegale uitreis.
Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De gestelde problemen van eiseres onder meer inhoudende dat zij oproepen van de autoriteiten heeft ontvangen en daarom te vrezen heeft voor arrestatie of het oppakken van haar dochter voor de militaire dienst worden niet geloofwaardig geacht. Evenmin worden de verklaringen van eiseres omtrent haar illegale uitreis geloofwaardig geacht. Verweerder heeft bij zijn beoordeling informatie uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Eritrea (het ambtsbericht) van mei 2014 en van februari 2017 betrokken.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe
– zakelijk weergegeven – het volgende aan. Allereerst verwijst eiseres naar hetgeen eerder bij de zienswijze naar voren is gebracht. Daarnaast is in het licht van de Werkinstructie (WI) 2014/10 bij het voornemen en het bestreden besluit onvoldoende rekening gehouden met de ‘persoon van de vreemdeling’. Eiseres verwijst hiervoor naar het FMMU-advies en de verklaring van de vrijwilliger van Vluchtelingenwerk NL waaruit volg dat eiseres moeilijk vragen begrijpt en communiceert. Ten onrechte wordt eiseres aangerekend dat zij vaag en wisselend zou hebben verklaard over de oproepen van de lokale autoriteit die zij heeft gehad, de bedreigingen die deze oproepen voor eiseres inhielden en het tijdsbestek tussen de oproepen. Daarbij stelt eiseres zich op het standpunt dat zij geen wisselende verklaringen heeft afgelegd en wel degelijk consistent heeft verklaard. Eiseres verwijst hiervoor naar de correcties en aanvullingen.
Voorts wijst eiseres op het ambtsbericht van 2017 waaruit volgt dat familieleden van dienstplichtontduikers en deserteurs in sommige gebieden strenger worden aangepakt dan in andere gebieden. Dat het verbod om te werken op het land van de schoonmoeder hier niet specifiek in staat, betekent niet dat deze straf haar niet is opgelegd. Daarnaast is het opleggen van een boete een gebruikelijke straf. Bovendien was het voor eiseres duidelijk dat het om een bedreiging ging toen haar bij elke oproep werd gezegd dat haar dochter [B] niet meer naar school ging, terwijl dat niet waar was. In dit kader verwijst eiseres naar het ambtsbericht van mei 2014 (en ‘Eritrea: Nationaldienst Themenpapier der SFH-Länderanalyse’ van 30 juni 2017), waaruit blijkt dat de Eritrese autoriteiten leerlingen die op school slecht presteren of die voortijdig de school verlaten naar de militaire dienst sturen.
Verder heeft eiseres een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 10 december 2018 overgelegd waaruit volgt hoe Eritrese vluchtelingen hun reis voorbereiden en waarin de deskundigen onderschrijven dat het vaker voorkomt dat vluchtelingen het erop wagen en op reis gaan zonder goed voorbereid te zijn. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de illegale uitreis van eiseres ongeloofwaardig is, aldus eiseres.
Voorts heeft eiseres haar illegale uitreis aannemelijk gemaakt met verifieerbare feiten en omstandigheden. Hier heeft verweerder onvoldoende rekening mee gehouden bij zijn beslissing. Bovendien is verweerder niet ingegaan op de stelling dat het voor iemand die de dienstplicht niet heeft vervuld en niet is vrijgesteld van de dienstplicht vrijwel onmogelijk is om het land legaal te verlaten. Ten slotte heeft eiseres de UNHCR-registratie van zichzelf en haar kinderen in het kamp Adi Hirush in Ethiopië overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres – zoals zij heeft verklaard – in november 2016 in het kamp is geregistreerd. Eiseres is van mening dat de registratie tevens een belangrijke aanwijzing is dat zij inderdaad illegaal over de grens met Ethiopië is gevlucht. Tot 2018 was het immers onmogelijk om de grens legaal te passeren.
Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat zij met haar asielrelaas aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Eritrea het risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ten slotte merkt eiseres op dat aan haar een verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, die geldig is tot 15 februari 2023. Een terugkeerbesluit kan daarmee niet aan de orde zijn.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6 Verweerder heeft de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Zo heeft eiseres een identiteitskaart overgelegd die blijkens het rapport van de Koninklijke Marechaussee van 4 mei 2018, echt is bevonden. Dit punt is derhalve niet in geschil. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verweerder het tweede en derde element al dan niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
7. Ter zitting is gebleken dat verweerder niet betwist dat de echtgenoot van eiseres de asielstatus heeft gekregen in Zweden vanwege zijn illegale uitreis uit Eritrea. Voorts is gebleken dat verweerder het aannemelijk acht dat eiseres in de negatieve belangstelling staat vanwege de illegale uitreis van haar man en haar dochter [A] .
Verweerder stelt zich evenwel op het standpunt dat het asielrelaas van eiseres desalniettemin ongeloofwaardig is. Hieraan legt verweerder ten grondslag dat door eiseres ten aanzien van de oproepen door de lokale autoriteiten wisselend is verklaard, het verbod om het land van haar schoonmoeder te bewerken niet voorkomt als (gebruikelijke) straf in het ambtsbericht van 2017 en eiseres geen nadere motivering en concretisering heeft kunnen geven van de boete wegens de illegale uitreis van haar dochter.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte doorslaggevend gewicht toegekend aan voornoemde tegenwerpingen die naar het oordeel van de rechtbank het asielrelaas niet als geheel onaannemelijk maken. Ten aanzien van de wisselende verklaring stelt de rechtbank vast dat eiseres weliswaar in haar vrije relaas heeft verklaard dat zij drie keer is opgeroepen en slechts twee maal naar het lokale administratiekantoor is geweest, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres over dit punt later in het nader gehoor meerdere malen specifiek en consistent verklaard. Voorts heeft gemachtigde van eiseres via de correcties dit misverstand gecorrigeerd. Gelet op het voorgaande wordt geen zwaarwegend gewicht toegekend aan een mogelijke tegenstrijdigheid op dit punt. Ten aanzien van het opgelegde verbod om op het land van haar schoonmoeder te werken overweegt de rechtbank dat, hoewel deze straf niet letterlijk uit het ambtsbericht van 2017 naar voren komt, ook uit dit ambtsbericht blijkt dat in bepaalde streken van Eritrea strengere straffen worden opgelegd dan in andere gebieden. Uit het feit dat deze straf niet (letterlijk) voorkomt in het ambtsbericht kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat deze ongeloofwaardig is. Ten aanzien van het ontbreken van een nadere onderbouwing van de boete wegens de illegale uitreis van haar dochter, overweegt de rechtbank dat dit soort boetes mondeling worden opgelegd, hetgeen in lijn is met de ambtsberichten. In het feit dat er volgens het relaas van eiseres enige tijd is verstreken tussen de uitreis van [A] en de daaropvolgende problemen met de lokale autoriteiten, ziet de rechtbank evenmin aanleiding om dit element zonder meer ongeloofwaardig te achten.
8. Met betrekking tot het derde relevante element heeft eiseres betoogd dat zij wel degelijk illegaal Eritrea is uitgereisd en dat zij alleen al daarom een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer.