Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1996 en heeft de Egyptische nationaliteit. Hij heeft op 25 september 2019 zijn asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij tot de moslimbroederschap in Egypte behoort en dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties. De oom van eiser is omgekomen tijdens één van de demonstraties en zijn vader, die werkzaam is bij het Ministerie van Irrigatie, is ook sympathisant van de moslimbroederschap. De naam van eiser is bij de Egyptische autoriteiten bekend geraakt door zijn activiteiten op sociale media, zijn deelname aan televisie-uitzendingen en door infiltranten tijdens de demonstraties. Vanaf 2014 tot aan zijn vertrek uit Egypte op 9 juni 2015 heeft eiser op verschillende adressen verbleven om uit handen van de veiligheidsdiensten te blijven. Eiser heeft via de begeleider van de moslimbroederschap vernomen dat de autoriteiten naar hem op zoek waren, waardoor eiser zijn eindexamens begin juni 2015 niet heeft kunnen maken. Eiser heeft achteraf van een klasgenoot gehoord dat de veiligheidsdiensten op de locatie van de eindexamens waren en naar eiser hebben gevraagd. De vader van eiser is ook verschillende keren aangesproken op de activiteiten van eiser op sociale media en televisie en op zijn deelname aan de demonstraties. Na eisers vertrek uit Egypte op 9 juni 2015 met behulp van een contactpersoon op de luchthaven, heeft eiser verbleven in Qatar, Soedan en Turkije. In Soedan en Turkije heeft eiser eveneens politieke activiteiten uitgevoerd in de vorm van een demonstratie voor de Egyptische ambassade in Soedan, door deelname aan diverse televisie-uitzendingen in Turkije op Egyptische kanalen en als woordvoerder van de Egyptische Revolutionaire Raad. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst zal worden gearresteerd en vermoord.
Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
- foto’s met betrekking tot deelname eiser aan Rabaa-protesten;
- screenshots sociale media met betrekking tot moord op oom;
- screenshots sociale media met betrekking tot arrestatie vriend;
- foto’s met betrekking tot demonstratie in [plaats] ;
- stukken met betrekking tot onderwijs;
- stukken met betrekking tot politieke mening eiser in de media;
- stukken met betrekking tot arrestatie stamlid;
- verklaring Egyptian Revolutionary Council (ERC) van 26 september 2019;
- kopie paspoorten vader en moeder.
Bij de zienswijze heeft eiser voorts een document overgelegd van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van 3 oktober 2019 over de positie van leden van de moslimbroederschap in Egypte.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- sympathie voor de moslimbroederschap en deelname aan de demonstraties;
- problemen vanwege sympathie voor de moslimbroederschap.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw afgewezen als ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser heeft verweerder geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder de sympathie van eiser voor de moslimbroederschap en zijn deelname aan de demonstraties geloofwaardig geacht. Verweerder volgt eiser echter niet in zijn verklaringen omtrent zijn problemen vanwege zijn sympathie voor de moslimbroederschap en zijn deelname aan de demonstraties, waardoor verweerder dit relevante element niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) en heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Voor zover van belang wordt in het navolgende ingegaan op hetgeen namens eiser tegen het bestreden besluit is aangevoerd.
Bij brief van 15 november 2019 heeft eiser de gronden van beroep aangevuld door middel van het overleggen van de volgende documenten:
- twee Arabische krantenartikelen over corrupte overheidsambtenaren op de luchthaven in [plaats] ;
- brief van 9 november 2019 van VWN over legaal uitreizen en het verkrijgen van een paspoort als men gezocht wordt;
- informatie over het bereik in Egypte van Mekameleen en Al Jazeera;
- brief van 9 november 2019 van VWN over de Egyptische autoriteiten die sociale media en de diaspora in de gaten houden.
Voorts heeft eiser op 19 november 2019 de Nederlandse vertaling van de twee Arabische krantenartikelen over corrupte overheidsambtenaren op de luchthaven in [plaats] overgelegd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaringen van eiser omtrent de periode in Egypte als volgt.
6.2.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen overwegen dat de verklaringen van eiser dat zijn vader door een medewerker van het politiebureau en van de inlichtingendienst is aangesproken op het gedrag van eiser, niet voldoende zijn om geloofwaardig te achten dat eiser destijds in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten stond. De verklaring van eiser dat de autoriteiten op de locatie van de eindexamens zouden zijn geweest, heeft verweerder niet ten onrechte niet gevolgd nu niet valt in te zien dat de autoriteiten eiser vervolgens niet thuis hebben opgezocht. Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen omtrent de waarschuwing om niet naar het eindexamen te gaan niet geloofwaardig zijn, nu het nieuws zich zou hebben verspreid via een gevangene die dit met behulp van zijn familie en de begeleider van de moslimbroederschap aan eiser heeft kunnen overbrengen. Verweerder heeft voorts van belang kunnen achten dat eiser legaal en met gebruik van zijn eigen paspoort, dat op 28 mei 2015 is afgegeven, Egypte heeft verlaten en niet is gebleken dat eiser daarbij problemen heeft ondervonden. De overgelegde brief van 9 november 2019 van VWN waaruit blijkt dat Egyptische activisten in het buitenland middels connecties en geld “legale” paspoorten kunnen verkrijgen, doet aan het voorgaande niets af. Eiser heeft tijdens het eerste gehoor immers verklaard en in de correcties en aanvullingen van het rapport eerste gehoor bevestigd, dat hij het paspoort in Egypte via de normale weg heeft aangevraagd. De ambtenaar die hem daarbij hielp zou het proces enkel hebben versneld, waardoor eiser niet in de rij hoefde te staan en dus niet het lange proces hoefde te doorlopen. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiser dat hij door een persoon op de luchthaven bij zijn uitreis werd geholpen niet concreet heeft kunnen onderbouwen, hetgeen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid ervan. De omstandigheid dat uit de twee krantenartikelen blijkt dat corruptie op de luchthaven in [plaats] plaatsvindt en verweerder ter zitting deze corruptie in zijn algemeenheid niet heeft betwist, doet aan het voorgaande niets af nu eiser zijn verklaringen hieromtrent niet aannemelijk heeft kunnen maken.
6.3.Reeds gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Egypte destijds in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten stond. De overige beroepsgronden ten aanzien van de periode in Egypte behoeven geen bespreking meer.
6.4.Ten aanzien van het betoog dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan de omstandigheid dat de Egyptische autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van de politieke activiteiten van eiser in het buitenland, overweegt de rechtbank als volgt.
6.5.Ingevolge artikel 3.37b, tweede lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) kan een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade gegrond zijn op activiteiten van de vreemdeling sedert hij het land van herkomst heeft verlaten, met name wanneer wordt vastgesteld dat de betrokken activiteiten de uitdrukking en de voortzetting vormen van overtuigingen of strekkingen die de betrokkene in het land van herkomst aanhing.
Volgens paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) verleent de IND de vreemdeling die voldoet aan artikel 3.37b van het VV een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze vreemdeling wordt aangeduid als ‘refugié sur place’. Ook indien de activiteiten van de vreemdeling, die de vreemdeling heeft ondernomen na zijn vertrek uit het land van herkomst, niet volgen op activiteiten die de vreemdeling al in het land van herkomst heeft ondernomen vóór zijn vertrek kan de IND een vreemdeling aanmerken als ‘refugié sur place’. Hiervan kan sprake zijn indien de vreemdeling voldoet aan de volgende voorwaarden:
- de autoriteiten in het land van herkomst zijn bekend met of de vreemdeling heeft aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten in het land van herkomst op de hoogte zullen raken van deze activiteiten van de vreemdeling; en
- deze activiteiten leveren een gegronde vrees voor vervolging op in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag.
6.6.Verweerder heeft zich in zijn besluitvorming op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de berichten die eiser op Facebook heeft geplaatst en de televisie-uitzendingen waarin eiser is verschenen, niet is gebleken dat de Egyptische autoriteiten op de hoogte zijn van voornoemde activiteiten, omdat niet is gebleken dat eiser door zijn berichtgeving op Facebook problemen heeft ondervonden. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat gevolgd wordt dat eiser te zien was op Egyptische televisiezenders in Turkije, maar dat niet is gebleken dat de Egyptische autoriteiten op de hoogte zijn van deze activiteiten. Aan de verklaring van 26 september 2019 van ERC waarin wordt betoogd dat eiser bij terugkeer in Egypte zal worden opgepakt en aan marteling zal worden onderworpen, heeft verweerder niet de waarde gehecht die eiser er kennelijk aan gehecht wenst te zien, omdat onduidelijk is door wie deze verklaring is opgesteld en het voorts geen origineel betreft. Verweerder heeft geconcludeerd dat het op de weg van eiser ligt om met verklaringen dan wel objectief verifieerbare bronnen aannemelijk te maken dat de autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van zijn activiteiten in Turkije en zijn deelname aan televisieprogramma’s. Verweerder heeft tot slot de verklaring van eiser dat zijn vader na de uitzending van 29 juli 2017 is geadviseerd om eiser niet in de media te laten komen eveneens onvoldoende geacht om eiser te volgen in zijn standpunt dat hij in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staat.
6.7.Eiser heeft in beroep gesteld dat hij in Soedan en Turkije politieke activiteiten heeft uitgevoerd in de vorm van een demonstratie voor de Egyptische ambassade in Soedan, door deelname aan diverse televisie-uitzendingen in Turkije op Egyptische kanalen en als woordvoerder van de Egyptische Revolutionaire Raad. Volgens eiser gaat verweerder in het bestreden besluit voorbij aan het feit dat de televisie-uitzendingen in Turkije ook in Egypte worden bekeken. Ook zijn de beelden van de uitzendingen verspreid via sociale media. Eiser heeft gemotiveerd gesteld dat de Egyptische autoriteiten diaspora monitoren in het buitenland en ook toegang hebben tot de uitzendingen van Al Jazeera en Al Mekameleen, waardoor geen reden is te veronderstellen dat de Egyptische autoriteiten niet op de hoogte zouden zijn van deze activiteiten en van het feit dat eiser sympathiseert met de moslimbroederschap. Het feit dat de vader van eiser bovendien gewaarschuwd werd, geeft volgens eiser ook aan dat hij in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staat. In geval van terugkeer naar Egypte stelt eiser dan ook groot gevaar te lopen. Eiser was bovendien ten tijde van bovenstaande activiteiten in het buitenland, waardoor de Egyptische autoriteiten hem op dat moment niet konden arresteren of anderszins acties jegens eiser konden ondernemen. Voorts zou verweerder hebben nagelaten de politieke activiteiten van eiser in Egypte en in het buitenland in onderling verband te beschouwen. Eiser heeft tot slot in aanvulling op de beroepsgronden de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht, van 1 juli 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:4018) overgelegd en gesteld dat dit een soortgelijke zaak is waarin uiteindelijk een verblijfsvergunning asiel is verleend. 6.8.Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de voornoemde uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht, van 1 juli 2019 geen soortgelijke zaak betrof, omdat daar meer omstandigheden een rol speelden dan enkel activiteiten en televisie-uitzendingen. Ook zouden de activiteiten omvangrijker zijn. Daarnaast zou het om andere televisiekanalen gaan en heeft eiser in onderhavige zaak niet aangetoond dat de uitzendingen waarin hij te zien is daadwerkelijk in Egypte zijn uitgezonden. Tot slot zou eiser zich tijdens de uitzendingen niet per se kritisch hebben uitgelaten en hebben deze uitzendingen ook niet tot problemen voor eiser geleid.
6.9.Naar het oordeel van de rechtbank overtuigt verweerders standpunt niet. Hoewel de situaties van beide vreemdelingen niet identiek zijn, heeft eiser wel verklaard dat hij in uitzendingen op de televisiekanalen Al Jazeera (Mobashir) en Al Mekameleen is verschenen. Deze televisiekanalen, tezamen met enkele andere, zijn ook aangevoerd in de voornoemde uitspraak. Bovendien blijkt uit het onderhavige bestreden besluit ook dat verweerder de beoordeling heeft beperkt tot de vraag of eiser bij de Egyptische autoriteiten in de negatieve belangstelling stond ten tijde van zijn vertrek uit Egypte, dan wel (thans) in de negatieve belangstelling staat naar aanleiding van zijn activiteiten buiten Egypte. Uit het bestreden besluit blijkt niet of verweerder de geloofwaardig geachte activiteiten ook in samenhang heeft beoordeeld en hoe verweerder heeft beoordeeld of de Egyptische autoriteiten op de hoogte zijn of zullen raken van eisers politieke activiteiten in het buitenland en welke factoren van belang zijn voor de vraag of die bekendheid vervolgens betekent dat eiser een risico loopt van de zijde van de Egyptische autoriteiten. Dat de Egyptische autoriteiten wel de (sociale) media in het buitenland monitoren kan worden afgeleid uit de door eiser overgelegde informatie van VWN. Verweerder heeft dan ook onvoldoende onderzocht en beoordeeld welke gevolgen dit voor eiser kan hebben bij (gedwongen) terugkeer naar zijn land van herkomst.
6.10.De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht in het kader van de beoordeling van eisers activiteiten na zijn vertrek uit Egypte en dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom niet aannemelijk zou zijn geworden dat eiser door deze activiteiten in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staat dan wel zal komen te staan. De beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep is gegrond wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.37b van het VV. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,– (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 512,– per punt en een wegingsfactor 1).