Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
9 december 2019 in de zaken tussen
(gemachtigde: [A] ),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is in geschil of de naheffingsaanslagen parkeerbelasting terecht zijn opgelegd aan de eiser. De rechtbank heeft op 9 december 2019 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers SGR 19/5690 en SGR 19/5892. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen die hem waren opgelegd op basis van het feit dat zijn auto zonder de vereiste vergunning geparkeerd stond op een fiscale parkeerplaats in de gemeente Leiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiser op 23 en 24 augustus 2019 geparkeerd stond op een locatie waar alleen vergunninghouders of met een dagvergunning mochten parkeren. Tijdens een controle is geconstateerd dat de auto zonder vergunning geparkeerd stond, wat leidde tot de naheffingsaanslagen.
De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat de auto met twee wielen op de rand van het parkeervak stond, niet betekent dat er geen sprake was van parkeren in de zin van de Verordening parkeerbelastingen 2019 van de gemeente Leiden. De rechtbank concludeert dat eiser geparkeerd stond op een fiscale parkeerplaats en dat hij parkeerbelasting verschuldigd was. De stelling van eiser dat zijn auto geparkeerd stond met twee wielen op het trottoir, waardoor het een 'Mulder'-feit zou zijn, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelt dat er geen parkeerverbod gold op de betreffende locatie en dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.