ECLI:NL:RBDHA:2019:13044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
C/09/583807 / KG RK 19-1572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een internationale procedure met betrekking tot gezagskwesties

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2019 een verzoek tot wraking van de rechters H.M. Boone, J.Th.W. van Ravenstein en J.C. Sluymer afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.J. Kim-Meijer, had op 20 november 2019 een wrakingsverzoek ingediend, nadat zij op 30 oktober 2019 een transcript had ontvangen van een telefoongesprek tussen mr. Van Ravenstein en de Amerikaanse rechter J.S. Franco. Verzoekster was op de hoogte van de betrokkenheid van mr. Van Ravenstein als behandelend rechter, maar heeft gewacht met het indienen van haar verzoek tot wraking tot de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster geen redelijke verklaring had gegeven voor de vertraging in het indienen van het verzoek en dat het verzoek daarom niet-ontvankelijk was. De wrakingskamer benadrukte dat het normaal is dat rechters in internationale procedures contact hebben met elkaar en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van mr. Van Ravenstein. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/68
zaak-/rekestnummer: C/09/583807 / KG RK 19-1572
Beslissing van 2 december 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. E.J. Kim-Meijer te Den Haag,
strekkende tot de wraking van
mrs. H.M. Boone, J.Th.W. van Ravenstein en J.C. Sluymer,
(kinder)rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters of de meervoudige kamer.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] , [staat] , Verenigde Staten van Amerika,
advocaat: mr. M.T. Wernsen te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 20 november 2019, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld en waaraan het schriftelijke wrakingsverzoek is gehecht;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 28 november 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Engelse taal;
- de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. Boone;
- de advocaat van de belanghebbende.
De belanghebbende is niet verschenen.
De advocaat van de belanghebbende heeft het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen.
De rechters mrs. Van Ravenstein en Sluymer hebben laten weten niet bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zullen zijn.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de meervoudige kamer in de zaak met zaaknummers: C/09/582587, C/09/582137 en C/09/582686 tussen verzoekster en [belanghebbende] .
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek, het proces-verbaal van de zitting waarop het verzoek tot wraking is gedaan en de toelichting van het verzoek bij de mondelinge behandeling door de wrakingskamer, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
Mr. Van Ravenstein heeft op 25 oktober 2019 een telefoongesprek gehad met de Amerikaanse rechter J.S. Franco, waarvan een transcript is gemaakt. Rechter Franco heeft op 28 oktober 2019 een afschrift van dit transcript naar de Amerikaanse advocaten van verzoekster en [belanghebbende] gemaild. In het gesprek heeft mr. Van Ravenstein een uitgebreide verklaring gegeven over de procedures die zich in Nederland tussen partijen hebben voorgedaan. Mr. Van Ravenstein heeft verklaard over de gang van zaken tijdens de zitting in voorlopige voorzieningen en de uitspraak die in die zaak is gedaan. Het verzoek tot wijziging van deze voorlopige voorzieningen zal op de zitting van 20 november 2019 worden behandeld door de meervoudige kamer waarvan mr. Van Ravenstein deel uitmaakt. Daarnaast heeft mr. Van Ravenstein verklaard over de procedure die op 16 september 2019 is behandeld. Ook heeft mr. Van Ravenstein de echtscheidingsprocedure die in Nederland aanhangig is benoemd en heeft zij daarover een eigen verklaring en interpretatie gegeven. Hierbij heeft zij reeds een rechterlijk oordeel gegeven over een rechtsvraag (ten aanzien van de litispendentie) die ter beoordeling aan de echtscheidingsrechter voorligt.
In het gesprek heeft mr. Van Ravenstein de Amerikaanse rechter, en daarmee [belanghebbende] , ongevraagd de suggestie aan de hand gedaan dat [belanghebbende] in Nederland nog een teruggeleidingsprocedure kon entameren. [belanghebbende] heeft deze procedure ook daadwerkelijk gestart na ontvangst van het transcript. De behandeling van de teruggeleidingsprocedure zal plaatsvinden op 20 november 2019 door de meervoudige kamer waarvan mr. Van Ravenstein deel uitmaakt.
De teruggeleidingsprocedure is tezamen met het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen en het gezagsgeschil ter behandeling op zitting gepland, terwijl de twee laatstgenoemde verzoeken hadden moeten worden aangehouden totdat op het teruggeleidingsverzoek zou zijn beslist.
Verzoekster meent dat mr. Van Ravenstein door de hiervoor genoemde omstandigheden niet langer onpartijdig is en dat sprake is van vooringenomenheid. De twijfel aan de onpartijdigheid van mr. Van Ravenstein straalt ook af op mrs. Boone en Sluymer, omdat de drie rechters ter voorbereiding van de zaken onderling over de inhoud daarvan met elkaar zullen hebben gesproken.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit de wet volgt dat het verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan en/of aan verzoeker bekend zijn geworden. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
De door verzoekster aangevoerde omstandigheden zijn aan haar bekend geworden op of kort na 7 november 2019, toen zij de oproep voor de zitting van 20 november 2019 ontving. In die oproep stonden de namen van de behandeld rechters vermeld en werd aangekondigd dat de drie tussen partijen aanhangige procedures op dezelfde zitting zouden worden behandeld. Verzoekster heeft kort na 28 oktober 2019, volgens haar zeggen op
30 oktober 2019, via haar Amerikaanse advocaat een transcript van het telefoongesprek tussen mr. Van Ravenstein en rechter Franco ontvangen. Toen verzoekster de oproep voor de zitting ontving, was zij dus op de hoogte van de inhoud van het transcript én van het feit dat mr. Van Ravenstein één van de behandelend rechters zou zijn. Vervolgens heeft verzoekster gewacht met het indienen van haar wrakingsverzoek tot op de zitting van
20 november 2019. Verzoekster heeft over dit tijdsverloop van bijna twee weken verklaard dat zij verwachtte dat mr. Van Ravenstein zich zou terugtrekken, maar dat zij bij binnenkomst in de zittingszaal zag dat dit niet het geval was.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster geen redelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij haar wrakingsverzoek niet heeft ingediend zodra zij bekend was geworden met de omstandigheden die daarvoor aanleiding gaven. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek.
3.4.
Dit betekent dat de wrakingskamer niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Niettemin overweegt zij ten overvloede dat het tot de normale gang van zaken in internationale procedures als deze behoort dat een (liaison)rechter contact opneemt met zijn of haar ambtsgenoot in het buitenland, als daartoe aanleiding bestaat. Enige (schijn van) vooringenomenheid kan daaruit niet worden afgeleid. Uit het transcript van het genoemde telefoongesprek blijkt bovendien niet dat mr. Van Ravenstein in haar gesprek met rechter Franco uitspraken heeft gedaan waaruit de schijn van haar partijdigheid zou kunnen blijken.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
bepaalt het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar advocaat mr. E.J. Kim-Meijer;
• verzoeker in de hoofdzaak tot teruggeleiding, p/a zijn advocaat mr. M.T. Wernsen;
• de (kinder)rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Y.J. Wijnnobel-Van Erp, R. Cats en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt en in openbaar uitgesproken op
2 december 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.