ECLI:NL:RBDHA:2019:13009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen over desertie en illegale uitreis uit Eritrea
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Eritrese nationaliteit te bezitten, heeft een asielaanvraag ingediend na een verblijf in Israël. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser heeft verklaard dat hij in 2007 is gedeserteerd uit de militaire dienst in Eritrea en illegaal het land heeft verlaten. Echter, tijdens de hoorzittingen heeft hij wisselend verklaard over zijn dienstplicht en de omstandigheden van zijn vertrek, wat de geloofwaardigheid van zijn relaas ondermijnt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn verklaringen over de desertie en de illegale uitreis inconsistent en tegenstrijdig zijn. Eiser heeft geen documenten kunnen overleggen ter ondersteuning van zijn claims, en zijn verklaringen over de reis naar de grens van Soedan waren vaag en summier. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser ongeloofwaardig is en heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het aan de vreemdeling is om zijn gestelde illegale uitreis aannemelijk te maken, en dat de geloofwaardigheid van zijn verklaringen cruciaal is in dit soort zaken. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en onderbouwde verklaringen in asielprocedures.